Duitsland
Voor de eerste wereldoorlog werd Duitsland geregeerd door en keizer en een bondskanselier. In 1890 zette hij Rijkskanselier Bismarck, die tot dan toe de leiding had gehad in het Rijk en de wieg stond van de Duitse eenheid, aan de kant.
Otto Eduard Leopold von Bismarck-Schönhausen (Schönhausen, 1 april 1815 – Friedrichsruh, 30 juli 1898), vanaf 1865 graaf, vanaf 1871 vorst von Bismarck, vanaf 1890 hertog zu Lauenburg, was een Duits 19e-eeuws staatsman en een dominant figuur in de wereldgeschiedenis.
Als minister-president van Pruisen, van 1862 tot 1890, hield hij toezicht op de Duitse eenwording
Naar aanleiding van de moord op de Oostenrijks-Hongaarse troonopvolger, Franz Ferdinand, stelde Oostenrijk-Hongarije een ultimatum aan Servië.
De moord op Frans Ferdinand van Oostenrijk-Este, gevolg van de Eerste Wereld Oorlog
(Graz, 18 juli 1863 – Sarajevo, 28 juni 1914),
(Graz, 18 juli 1863 – Sarajevo, 28 juni 1914),
Friedrich Ebert is vanaf 1919 tot aan zijn dood in 1925 Rijkspresident geweest
Friedrich Ebert (Heidelberg, 4 februari 1871 – Berlijn, 28 februari 1925) was een Duits politicus van de Sociaaldemocratische Partij van Duitsland (SPD).
Volgens de nieuwe grondwet, die in 1919 gemaakt was, was Duitsland een parlementaire democratie met een republiek als staatsvorm. Aan het hoofd stond een door het volk gekozen Rijkspresident. Het parlement bestond uit de Rijksdag (ook door het volk gekozen) en de Rijksraad (door de vertegenwoordigers van de provincies gekozen). Ook werd besloten dat vrouwen mochten stemmen. Toen Duitsland de Eerst Wereld Oorlog verloor moesten ze een Verdrag van Versailles tekenen voor regels waaraan Duitsland zich aan moest houden:
• Geografische bepalingen: Duitsland verloor gebieden aan andere landen.
o Aan België: Eupen en Malmedy.
o Aan Frankrijk: Elzas en Lotharingen.
o Aan Polen: Posen en West-Pruisen.
o Aan Denemarken: Noord-Sleeswijk.
o Danzig werd een vrije stad.
o Saarland kwam voor 15 jaar onder et regime van de Volkerenbond en koos daarna voor de Duitsers.
o Duitsland verloor al zijn kolonies.
• Militaire bepalingen:
o Het leger mocht niet groter zijn dan 100.000 man.
o Het leger werd voor een groot deel ontwapend en gecontroleerd door geallieerde commissies.
o Reimland werd gedemilitariseerd.
• Economische bepalingen:
o Duitsland moest de komende 42 jaar herstelbetalingen doen van 269 miljard Goldmark aan België en Frankrijk.
o Ze moesten daarnaast allerlei producten en goederen (het grootste deel van zijn handelsvloot, kolen, machines, spoorwegmateriaal etc).
• Tot slot eisten de geallieerden de uitlevering van oorlogsmisdadigers.
• Geografische bepalingen: Duitsland verloor gebieden aan andere landen.
o Aan België: Eupen en Malmedy.
o Aan Frankrijk: Elzas en Lotharingen.
o Aan Polen: Posen en West-Pruisen.
o Aan Denemarken: Noord-Sleeswijk.
o Danzig werd een vrije stad.
o Saarland kwam voor 15 jaar onder et regime van de Volkerenbond en koos daarna voor de Duitsers.
o Duitsland verloor al zijn kolonies.
• Militaire bepalingen:
o Het leger mocht niet groter zijn dan 100.000 man.
o Het leger werd voor een groot deel ontwapend en gecontroleerd door geallieerde commissies.
o Reimland werd gedemilitariseerd.
• Economische bepalingen:
o Duitsland moest de komende 42 jaar herstelbetalingen doen van 269 miljard Goldmark aan België en Frankrijk.
o Ze moesten daarnaast allerlei producten en goederen (het grootste deel van zijn handelsvloot, kolen, machines, spoorwegmateriaal etc).
• Tot slot eisten de geallieerden de uitlevering van oorlogsmisdadigers.
De periode 1919-1921
Op 5 januari 1919 werd de Duitse Arbeiderspartij (DAP) opgericht door Anton Drexler en Karl Harrer.
Op 5 januari 1919 werd de Duitse Arbeiderspartij (DAP) opgericht door Anton Drexler en Karl Harrer.
Anton Drexler Karl Harrer
(München, 13 juni 1884 - aldaar, 24 februari 1942) (8 oktober 1890 - München, 5 september 1926)
was een Duits antisemitisch politicus was een Duits nationaalsocialistisch politicus en
en nationaalsocialist. antisemiet,
De oprichter van DAP, samen met Karl Harrer. oprichter van DAP, samen met Anton Drexler.
(München, 13 juni 1884 - aldaar, 24 februari 1942) (8 oktober 1890 - München, 5 september 1926)
was een Duits antisemitisch politicus was een Duits nationaalsocialistisch politicus en
en nationaalsocialist. antisemiet,
De oprichter van DAP, samen met Karl Harrer. oprichter van DAP, samen met Anton Drexler.
Dit is Adolf Hitler in 1919, het zelfde jaartal dat Hitler lid werd in DAP. Adolf Hitler (Braunau am Inn, 20 april 1889 – Berlijn, 30 april 1945) was een in Oostenrijk geboren Duits politicus en de leider van de Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij (NSDAP). Hij was rijkskanselier van Duitsland van 30 januari 1933 tot aan zijn overlijden en staatshoofd (als Führer en rijkskanselier) van 2 augustus 1934 tot eveneens aan zijn dood.
In september 1919 werd Hitler lid van deze partij waar hij steeds meer tijd in stak. Hij werd snel een van de belangrijkere leden en klom op in het bestuur ervan. Hitlers eerste publieke toespraak werd gehouden op 16 oktober 1919 in de Münchener Hofbräukeller.
Rond 1921 was Karl Harrer vertrokken uit de partij en Drexler was op een zijspoor gezet zodat Hitler als de leider werd gezien.
Van DAP naar NSDAP
Van DAP naar NSDAP
Hitler bedacht in deze beginjaren verscheidene veranderingen voor de DAP om die onder een bredere groep kiezers populair te maken en transformeerde die aldus tot de NSDAP. Een van de veranderingen die Hitler suggereerde was de toevoeging van het woord 'socialist' aan de naam van de partij. Hitler was altijd tegen socialistische ideeën als zodanig geweest (vooral betreffende rassen en gelijkheid tussen de seksen) maar moest toch erkennen dat socialisme een populaire filosofie was na de Wereldoorlog. Dit toonde zich zeer in de groei van de Duitse Sociaal Democratische partij (SDP). Daarom herdefinieerde Hitler socialisme door er 'Nationaal' voor te plaatsen. Maar Hitler was alleen te vinden voor 'gelijkheid' voor wie 'Duits bloed' had. Joden en buitenlanders hadden geen rechten en immigratie van niet-Duitsers zou moeten stoppen.
Verder wenste Hitler een pakkend en direct herkenbaar symbool voor de partij: de NSDAP hees in de zomer van 1920 voor het eerst een hakenkruisvlag. De later zo bekende vlag van nazi-Duitsland werd pas halverwege de jaren 20 door Hitler persoonlijk ontworpen. Hij zette een zwart rechtswijzend hakenkruis in een witte cirkel op een felrode achtergrond, naar de kleuren van de vlag van het Duitse Keizerrijk (zwart-wit-rood). Het kruis werd door Hitler een achtste slag gedraaid.
Verder wenste Hitler een pakkend en direct herkenbaar symbool voor de partij: de NSDAP hees in de zomer van 1920 voor het eerst een hakenkruisvlag. De later zo bekende vlag van nazi-Duitsland werd pas halverwege de jaren 20 door Hitler persoonlijk ontworpen. Hij zette een zwart rechtswijzend hakenkruis in een witte cirkel op een felrode achtergrond, naar de kleuren van de vlag van het Duitse Keizerrijk (zwart-wit-rood). Het kruis werd door Hitler een achtste slag gedraaid.
Hitler had al aan het begin van de jaren twintig rond zich een groep medestanders en vertrouwelingen verzameld waarvan de belangrijkere waren:
* Hermann Göring, een goed organisator die bovendien vele nuttige contacten had in het leger en de Duitse aristocratische en economische elite, en de hoogste van de Luftwaffe
Geboren: 12 januari 1893 Gestorven: 15 oktober 1946 Bijnaam: Der Dicke Land/partij Duitse Keizerrijk Weimarrepubliek Nazi-Duitsland Onderdeel Luftstreitkräfte Luftwaffe Dienstjaren 1912 - 1918 1934 - 1945 Rang Rijksmaarschalk |
* Heinrich Himmler, de leider van de SS Geboren: 7 oktober 1900 Gestorven: 23 mei 1945 Begraven Lüneburger Heide Land/partij Nazi-Duitsland Onderdeel Deutsches Heer Vrijkorps Schutzstaffel Dienstjaren 1925 - 1945 Rang Reichsführer-SS Eenheid 11. Königlich Bayerische Division Leiding over Schutzstaffel Gehele Duitse politie Reserve Leger Heeresgruppe Oberrhein Heeresgruppe Weichsel Slagen/oorlogen Eerste Wereldoorlog Tweede Wereldoorlog |
* Alfred Rosenberg, de theoreticus
Geboren:
12 januari 1893
Gestorven:
16 oktober 1946
Zijde
nazi-Duitsland
Organisatie
NSDAP
Speciale functie
Reichskommissar van de bezette gebieden in het Oosten
Geboren:
12 januari 1893
Gestorven:
16 oktober 1946
Zijde
nazi-Duitsland
Organisatie
NSDAP
Speciale functie
Reichskommissar van de bezette gebieden in het Oosten
* Julius Streicher, bekend vanwege zijn antisemitisme en medeoprichter van de anti-joodse Deutsch-Sozialistische Partei
Geboren:
12 februari 1885
Gestorven:
16 oktober 1946
Aangetreden
1929
Einde termijn
16 februari 1940
Voorganger
Geen
Opvolger
Hans Zimmermann (waarnemend, 1940)
Karl Holz (waarnemend vanaf 1942, permanent vanaf 1944
De Sturmabteilung (ook wel SA of Bruinhemden genoemd) was een door Adolf Hitler in 1921 opgerichte beschermingsdienst (knokploeg) met in eerste instantie de taak om partijvergaderingen van de Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij (NSDAP) te beschermen tegen politieke tegenstanders en met als neventaak het intimideren van politieke tegenstanders.
|
De SA stond onder het commando van Stabchef Ernst Röhm, een voormalige legerkapitein. Röhm had als voormalig legerkapitein en Freikorps lid de juiste contacten en kon de SA bevoorraden met wapens uit legerdepots of van Freikorpsen. De eerste SA-mannen werden dan ook uit de Freikorpsen gerekruteerd. Leden van de SA werden 'Bruinhemden' genoemd, naar de kleur van hun uniformen. Aan hun bovenarm droegen zij een rode band met een hakenkruis (swastika).
Algemeen: Geboortedatum: 28 november 1887 Sterfdatum: 2 juli 1934 Geboorteplaats: München Plaats van overlijden: München Functie: Zijde: nazi-Duitsland Organisatie: Sturmabteilung Rang: Stafchef |
Het ledental van de partij groeide van 20.000 in 1922 uit tot meer dan 50.000 in het crisisjaar 1923. Het bestond in die tijd vooral uit mensen van de arbeidersklasse. Door het drukken van enorme hoeveelheden geld trachtte de Duitse overheid de inflatie, die begin jaren 20 het Duitse leven beheerste, in de kiem te smoren. Dit liep echter uit op een fiasco en de NSDAP rook haar kans. Door middel van een putsch, bekend als de Bierkellerputsch, probeerde ze op 9 november 1923 de macht in Beieren over te nemen.
Na een hevige strijd werden Hitler en consorten echter gearresteerd en op 26 maart berecht. De rechtszaak liep echter uit op een overwinning voor de nazi's, omdat Hitler heimelijk veel steun onder zijn berechters had. Hoewel Hitler werd veroordeeld tot een vijf jaar durende gevangenisstraf in de luxe gevangenis van Landsberg.
De gevangenis van Landsberg werd in 1910 in gebruik genomen. De bekendste gevangene was Adolf Hitler die er in 1924 een jaar opgesloten zat nadat hij schuldig bevonden was aan verraad tijdens de Bierkellerputsch. Het was tijdens deze gevangenschap dat hij met de hulp van zijn assistent Rudolf Hess zijn boek Mein Kampf schreef.
Na de Tweede Wereldoorlog was hier de War Criminals Prison No. 1 gevestigd waar de Amerikaanse bezettingsmacht talrijke nazikopstukken gevangen hield. Op het terrein van de gevangenis werden ongeveer 290 oorlogsmisdadigers ter dood gebracht, onder wie Karl Brandt, hoofdbeklaagde in het zogenaamde artsenproces, en leiders van Einsatzgruppen zoals Erich Naumann en Otto Ohlendorf. De laatste executies van nazi-aanhangers vonden medio 1951 plaats.
Karl Brandt (Mülhausen (tegenwoordig Mulhouse), 8 januari 1904 - Landsberg am Lech, 2 juni 1948) was een Duitse arts en oorlogsmisdadiger.
Land/partij nazi-Duitsland Onderdeel Heer Dienstjaren 1932 - 1945 Rang SS-Gruppenführer und Generalleutnant der Waffen-SS Eenheid Schutzstaffel Leiding over Reichskommissar voor de gezondheid en gezondheidszorg. Persoonlijke arts van Adolf Hitler Slagen/oorlogen Tweede Wereldoorlog |
Erich Naumann (Meissen, 29 april 1905 - Landsberg am Lech, 7 juni 1951) was SS-Brigadeführer, lid van de Sicherheitsdienst en bevelhebber van Einsatzgruppe B.
Land/partij nazi-Duitsland Onderdeel Heer Dienstjaren 1935 - 1945 Rang SS-Brigadeführer und Generalmajor der Polizei Eenheid Schutzstaffel Leiding over Einsatzgruppen B |
Dr. Otto Ohlendorf (Hoheneggelsen, 4 februari 1907 - Landsberg am Lech, 8 juni 1951) behoorde tot de jonge, carrière-gerichte SS-intelligentsia en was zowel een vooraanstaand economisch expert als hooggeplaatst bureaucraat bij de centrale veiligheidsdienst (SD).
Land/partij nazi-Duitsland Onderdeel Heer Dienstjaren 1925 - 1945 Rang SS-Gruppenführer und Generalleutnant der Polizei Eenheid Schutzstaffel Leiding over Hoofd van afdeling III SD-Inland Reichssicherheitshauptamt Unterstaatssekretär in Reichswirtschaftministerium |
Tegenwoordig ressorteert de gevangenis van Landsberg - nog steeds als zodanig gebruikt - onder het Beierse ministerie van justitie. De bekendste gevangene van 2014 was Uli Hoeneß, voormalig voorzitter van Bayern München, die hier gevangengezet was na zijn veroordeling wegens belastingontduiking.
Motto:
Meine Ehre heißt Treue Kleur: Zwart Veldslagen: Alle fronten in Europa Commandanten: Julius Schreck Joseph Berchtold Erhard Heiden Heinrich Himmler Karl Hanke |
De Schutzstaffel (Nederlands: beschermingsafdeling), beter bekend onder de afkorting SS, of ook wel de Duitse Zwarthemden was een paramilitaire organisatie binnen de Duitse nazi-partij, de Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij (NSDAP).
De SS werd in 1925 opgericht en was oorspronkelijk de persoonlijke lijfwacht van Adolf Hitler. De groepering groeide uit tot wat de nazi's beschouwden als een elite-eenheid. De SS had haar eigen kentekens, uniformen en militaire rangen. Het symbool van de SS bestaat uit een gestileerde, dubbele bliksemschicht, de zogenaamde Sig-rune. De SS is in de processen van Neurenberg formeel bestempeld als misdadige organisatie. Op 15 april 1926 nam Joseph Berchthold de leiding van de SS op zich. Hij kreeg op de partijdag van de NSDAP de Blutfahne uitgereikt van Hitler. De SS'ers beloofden op diezelfde dag nog trouw tot in de dood aan Hitler. Deze vlag, waarop een hakenkruis stond, was met bloed bevlekt. Zij was tijdens de Bierkellerputsch na de confrontatie met de politie op de Odeonsplatz blijven liggen. De vlag kreeg een belangrijke symbolische status binnen de NSDAP en met het overdragen van deze vlag aan de SS gaf Hitler zijn zegen aan de elitebeweging. Joseph Berchthold: |
Tot 1929 was de NSDAP een kleine partij die nog niet veel invloed had in de Duitse politiek. Dit veranderde echter toen de aanhoudende economische recessie Duitsland trof. Grote delen van de bevolking zochten een houvast in deze rumoerige tijden; Hitler haakte hierop in en beloofde orde op zaken te stellen. Hitler, en zijn propagandaleider Goebbels, zagen als een van de eerste politici de mogelijkheden die de moderne media bieden om het publiek te bereiken en te beïnvloeden. Ook reisde Hitler heel Beieren af voor toespraken en later gebruikte hij zelfs veelvuldig het vliegtuig om op dezelfde dag meerdere toespraken te houden in ver uiteen liggende delen van het land. Via steeds groeiende en strak geregisseerde massabijeenkomsten in onder andere Neurenberg sprak Hitler de bevolking toe en het ledental groeide immens. De NSDAP kon zich profileren als de enige partij die niets te verwijten viel, omdat ze immers nooit aan een regering deelgenomen had.
In september 1930 haalde de partij bij de verkiezingen voor de Rijksdag 6,4 miljoen stemmen en werd ze de tweede partij van Duitsland, met 107 van de 577 zetels. Ondertussen kwakkelde de economie nog altijd. Tijdens de verkiezingen voor een nieuwe rijkspresident van 1932 verloor Hitler het van regerend president Paul von Hindenburg, maar door de parlementsverkiezingen van dat jaar werd de NSDAP wel de grootste partij van Duitsland met 230 zetels. Er hadden 14 miljoen mensen op ze gestemd, maar Von Hindenburg weigerde Hitler te benoemen als rijkskanselier; hij wantrouwde hem en had een lage dunk van "deze kleine korporaal en mislukte kunstenaar" zoals Hindenburg Hitler betitelde. Ook zat de partij met een ander probleem: door de voortdurende verkiezingscampagnes was de partij bijna failliet. Verder had de partij haar maximale draagvlak bereikt. De aanhang was nu zo divers geworden dat het moeilijk was een koers te kiezen zonder een deel van die aanhang van de NSDAP te vervreemden. De achterban nam het Hitler bovendien kwalijk dat hij geen regeringspost wilde accepteren (Hitler wilde alleen als rijkskanselier aan een kabinet meewerken) en dus "helemaal niets deed". De bevolking begon "Hitler-moe" te worden.
Paul Ludwig Hans von Beneckendorf und von Hindenburg (Posen, Groothertogdom Posen, 2 oktober 1847 – Gut Neudeck nabij Freystadt in West-Pruisen (Regierungsbezirk West-Pruisen in provincie Oost-Pruisen), 2 augustus 1934) was de tweede rijkspresident van Duitsland.
Ambtstermijn 12 mei 1925 – 2 augustus 1934 Voorganger Friedrich Ebert sr. Opvolger Adolf Hitler Partner Gertrud von Sperling Politieke partij Conservatief |
Bij de verkiezingen van november 1932 verloor de NSDAP dan ook 4%, en leverde 34 zetels in. Toch wilden veel zakenlieden en conservatieve politici nog met Hitler praten (zoals de voormalige rijkskanselier Franz von Papen). Zij zetten Hindenburg onder druk om Hitler toch een regering te laten vormen.
Luitenant-kolonel Franz Joseph Hermann Michael Maria von Papen (Werl, 29 oktober 1879 - Obersasbach, 2 mei 1969) was een Duitse edelman, officier van de Generale Staf en politicus. Hij diende als rijkskanselier van Duitsland in 1932 en als vicekanselier onder Adolf Hitler in 1933-1934.
Zijde nazi-Duitsland Speciale functie vice-rijkskanselier (1933-1934) ambassadeur in Oostenrijk ambassadeur in Turkije |
Het nieuwe Kabinet-Hitler trad aan en als eerste regeringsmaatregel (31 januari 1933) ontbond kanselier Hitler de Rijksdag en schreef nieuwe verkiezingen uit die in het voorjaar van 1933 gehouden moesten worden. Vlak na Hitlers aantreden werd het Rijksdaggebouw door brand verwoest. Deze Rijksdagbrand kwam Hitler bijzonder goed uit en hij verordende direct noodmaatregelen om 'de orde te herstellen' en 'verdachten' op te pakken. Dit oppakken betrof "toevalligerwijze" voornamelijk tegenstanders van de nazi's. Door deze intimidatie en het verbieden van bepaalde politieke partijen (voornamelijk socialisten en communisten) behaalde Hitler een klinkende overwinning bij de verkiezingen in het voorjaar van 1933. De NSDAP won met 43,9%, ongeveer zeventien miljoen stemmen. Ondertussen zakte de hoogbejaarde Hindenburg, als enige die tevoren nog enige autoriteit tegenover Hitler kon stellen, geestelijk steeds verder weg in dementie. Hitler had al snel de handen vrij en begon zijn macht over het regeringsapparaat uit te breiden.
De Rijksdagbrand was een brand op 27 februari 1933, waarbij het Duitse Rijksdaggebouw in Berlijn grotendeels uitbrandde. De Nederlandse communist Marinus van der Lubbe werd als dader opgepakt, vervolgd en geëxecuteerd, maar er is onder historici nog steeds discussie of hij de brand wel daadwerkelijk heeft gesticht, en als dit wel zo was, of hij alleen handelde of hierbij is geholpen.
De avond van maandag 27 februari 1933 bemerkten suppoosten (bewakers) diverse kleine brandjes in het Rijksdaggebouw. De brandweer werd op de hoogte gesteld. Om kwart over negen troffen ze Van der Lubbe aan zonder bovenkleding in de grote vergaderzaal, die al in lichterlaaie stond. Dat het brandstichting betrof was hiermee een uitgemaakte zaak, nu de dader op heterdaad betrapt werd. Hitler, die op dat moment een intiem diner had met Goebbels en diens vrouw, werd opgebeld en vertrok in allerijl naar de Rijksdag. Göring was reeds ter plaatse met de brandweer en schreeuwde dat dit het begin was van een communistische revolutie. De nazi's verklaarden dat Van der Lubbe inderdaad door communisten was geholpen. Behalve Van der Lubbe werden nog vier hoofdverdachten, de Duitse communist Ernst Torgler en drie Bulgaren opgepakt.
Ernst Torgler (Berlijn, 25 april 1893 – Hannover, 19 januari 1963) was een Duits politicus die vooral actief was in de periode voor en in de Tweede Wereldoorlog. Al op veertienjarige leeftijd toonde hij zijn maatschappelijke betrokkenheid door lid te worden van de Berlijnse Vereniging van leerlingen en jonge arbeiders en trad in 1911 toe tot de SPD, de Sociaaldemocratische Partij van Duitsland. |
De uiteindelijke processen werden een fiasco. Marinus van der Lubbe gedroeg zich apathisch, wat aanleiding was te beweren dat hij zwakzinnig zou zijn. De rechtbank zag zich uiteindelijk genoodzaakt iedereen behalve Van der Lubbe vrij te spreken. Dit was een tegenvaller voor de nazi's en een aanleiding om het rechterlijk apparaat te zuiveren. Van der Lubbe werd uiteindelijk op 10 januari 1934 te Leipzig onthoofd. Veel theorieën zijn gebaseerd op de verklaringen van Generaal Franz Halder tijdens de processen van Neurenberg. Onder ede heeft hij verklaard dat Göring op 20 april 1942 tijdens het verjaardagsfeest van Hitler de volgende uitspraak had gedaan: "De enige die echt weet wat er in de Rijksdag is gebeurd ben ik, want IK heb hem in brand gestoken" en hij sloeg met zijn hand hard op tafel.
Na de brand is het Rijksdaggebouw hersteld, en vonden er weer vergaderingen plaats. Hitler vaardigde naar aanleiding van de brand echter noodwetgeving uit die hem uitgebreide bevoegdheden gaf "om de orde te herstellen". Na de brand en de verkiezingen waren slechts het leger, de SA en de oude president von Hindenburg machtsfactoren waar Hitler rekening mee moest houden. Dit was de eerste stap naar een absolute dictatuur, die door de dood van president Paul von Hindenburg, en de Nacht van de Lange Messen uiteindelijk gerealiseerd werd.
Nacht van de lange Messen
Tijdens de Nacht van de Lange Messen (30 juni - 2 juli 1934), in Duitsland veelal bekend als de Röhm-Putsch, werd de hele top van de SA, het partijleger van de Duitse nazipartij NSDAP, vermoord door de SS van Heinrich Himmler. In feite werd de SA door een samenzwering van Hitler, verschillende NSDAP-kopstukken, Himmler en zijn SS uitgeschakeld. Indirect had de actie bovendien de goedkeuring van de Reichswehr, niet-nazi's binnen de regering, rijkspresident Von Hindenburg en de Duitse grootindustriëlen. Allen hadden belang bij de uitschakeling van de SA.
De Reichswehr werd in 1935 omgedoopt tot Wehrmacht en zwoer een eed van trouw aan de Führer. Tegelijkertijd werden de defensie-inspanningen opgevoerd en definitieve stappen gezet op weg naar een aanvalsleger. In de zomer van 1934 was de maat vol. In de zomer van 1934 was de maat vol. De SA was niet meer te houden en had zelfs al SS- en NSDAP-kantoren aangevallen. Hitler verkoos uiteindelijk de gedisciplineerde, geoefende Reichswehr met talentvolle commandanten als Heinz Guderian boven de ongecontroleerde knokploeg die de SA was. Hiertoe werd in de lente van 1934 een officieuze deal met het leger gesloten, toen bleek dat de oude president Paul von Hindenburg stervende was. Een aantal SA-leiders werd gearresteerd op een bijeenkomst, maar Röhm werd van zijn bed gelicht, evenals Edmund Heines, die in gezelschap zou zijn geweest van een 18-jarig lid van de Hitlerjugend. Er zijn bronnen die uitgaan van een vervalsing uitgedacht door Reinhard Heydrich om Röhm opzettelijk met valse documenten te compromitteren en zo uit te schakelen.
Reinhard Tristan Eugen Heydrich (Halle (Saale), 7 maart 1904 – Praag, 4 juni 1942) was een berucht Duits nazileider, die ook bekend was onder zijn bijnamen De slager van Praag, De beul van Praag en Het Blonde Beest.
Onderdeel: Freikorps Reichsmarine Luftwaffe Schutzstaffel Dienstjaren: 1931 - 1942 Rang: SS-Obergruppenführer und General der Polizei |
Hitlers alleenheerschappij
Er werd besloten tot de totale verwijdering van de Joden uit de samenleving. Dit werd vastgelegd op 15 september 1935 in de Rassenwetten van Neurenberg, de rassenwetten van Neurenberg, ook wel anti-Joodse rassenwetten of Neurenberger (rassen)wetten genoemd, zijn drie racistische wetten die op 15 september 1935, ten tijde van het Derde Rijk, in Duitsland werden ingevoerd.
Zij kwamen voort uit de in die tijd in Europa en de Verenigde Staten algemeen geldende sociaal-darwinistische denkwijze. De wetten waren bedoeld om de situatie aangaande het ontnemen van rechten van Joden die in de jaren voorafgaand stapsgewijs was ontstaan, te codificeren.
maart - Duitsland maakt officieel bekend dat het een luchtmacht heeft. Het zegt het militaire deel van het verdrag van Versailles op, en voert de dienstplicht in.
maart - Duitsland maakt officieel bekend dat het een luchtmacht heeft. Het zegt het militaire deel van het verdrag van Versailles op, en voert de dienstplicht in.
In deze wetten werd het verboden voor Duitsers om te trouwen met Joden en Duitse Joden werden hun burgerrechten ontnomen. Op deze manier probeerden de nazi's Joden het leven zo zuur te maken dat ze 'vrijwillig' uit Duitsland zouden vertrekken. Later zou deze racistische wetgeving escaleren in de houding dat de Joden en andere 'inferieure elementen' uitgeroeid moesten worden en maakten ze de weg vrij voor de Holocaust.
Na 1937 ontsloeg Hitler acht van de twaalf ministers en verenigde hun voormalige functies en bevoegdheden met zijn eigen functie als Führer. Göring, Goebbels, Frick en Darré bleven over.
Na 1937 ontsloeg Hitler acht van de twaalf ministers en verenigde hun voormalige functies en bevoegdheden met zijn eigen functie als Führer. Göring, Goebbels, Frick en Darré bleven over.
In 1938 werd de politiek door de Blomberg-Fritschaffaire opgeschrikt. De minister van defensie, Werner von Blomberg, zou getrouwd zijn met een ex-prostituee. Diens beoogde opvolger, Werner von Fritsch, zou homoseksueel zijn en zich met een schandknaap hebben ingelaten. Blomberg viel en sleepte Fritsch onbedoeld mee in zijn val, waardoor een aantal kritische kopstukken in het leger op een zijspoor konden worden gezet ten gunste van personen als Wilhelm Keitel en Walther von Brauchitsch die de nazi's beter ter wille waren. Vanaf dit moment zou ook het leger, het laatste niet-genazificeerde instituut in Duitsland, onder NSDAP-controle vallen.
Wilhelm Bodewin Johann Gustav Keitel (Helmscherode, 22 september 1882 – Neurenberg, 16 oktober 1946) was een Duitse veldmaarschalk. Als hoofd van het Oberkommando der Wehrmacht (Opperbevel van de Strijdkrachten) en de facto oorlogsminister onder Adolf Hitler, was hij één van de belangrijkste militaire leiders van de Tweede Wereldoorlog. Bijnaam: Lakaitel |
De Kristallnacht (ook wel Nacht van het gebroken glas) was een door de nazi's georganiseerde actie (pogrom) gericht tegen de Joodse bevolking in Duitsland. De Kristallnacht vond plaats in de nacht van 9 op 10 november 1938. In heel Duitsland werden Joden aangevallen en er werden volgens recent onderzoek 1.000 tot 2.000 synagogen in brand gestoken en ongeveer 7500 winkels en bedrijven van Joden vernield. Ook Joodse huizen, scholen, begraafplaatsen en ziekenhuizen moesten het ontgelden. Het werd de brandweer verboden om de branden te blussen. Tijdens de Kristallnacht werden 400 Joden vermoord of tot zelfmoord gedreven. Ook in Oostenrijk en Sudetenland werden Joden aangevallen en hun bezittingen vernield. Nazipropagandaminister Joseph Goebbels wordt gezien als het brein achter de Kristallnacht.
De naam Kristallnacht verwijst naar het vele glaswerk dat tijdens deze aanvallen werd vernield. Van joodse zijde werd later bezwaar gemaakt, zij vonden de naam te eufemistisch gegeven de ernst van de gebeurtenissen. Sindsdien worden er in Duitsland ook andere namen gebruikt zoals Reichspogromnacht en Novemberpogrome 1938.
De naam Kristallnacht verwijst naar het vele glaswerk dat tijdens deze aanvallen werd vernield. Van joodse zijde werd later bezwaar gemaakt, zij vonden de naam te eufemistisch gegeven de ernst van de gebeurtenissen. Sindsdien worden er in Duitsland ook andere namen gebruikt zoals Reichspogromnacht en Novemberpogrome 1938.
1 September 1939
De Poolse veldtocht was de invasie van Polen door nazi-Duitsland. De inval wordt gezien als het begin van de Tweede Wereldoorlog. De invasie begon op 1 september 1939 met de Slag om Westerplatte. De Duitsers veroverden binnen vier weken het westelijk deel van Polen met een nieuwe tactiek, de Blitzkrieg oftewel "bliksemoorlog". Op 17 september 1939 viel de Sovjet-Unie Oost-Polen binnen, als onderdeel van het Molotov-Ribbentroppact. Het land werd daarop verdeeld tussen de twee overwinnaars.
Strijdende partijen
Polen
|
Nazi-Duitsland
Eerste Slowaakse Republiek Sovjet-Unie |
Commandanten en leiders
Edward Rydz-Śmigły
Wacław Stachiewicz Tadeusz Kutrzeba Juliusz Rómmel Ignacy Mościcki |
Fedor von Bock (Leger groep Noord),
Gerd von Rundstedt (Leger groep Zuid), Ferdinand Čatloš (zuidelijk front), Mikhail Kovalev (Wit-Russisch front), Semjon Timosjenko |
Troepensterkte
Polen:
39 divisies 16 brigades 4.300 artilleriestukken, 880 tanks 400 vliegtuigen Totaal: 950.000 militair personeel |
Duitsland:
56 divisies 4 brigades 9.000 artilleriestukken 2.500 tanks 2.315 vliegtuigen 1.500.000 militair personeel Sovjet-Unie: 33+ divisies 11+ brigades 4.959 artilleriestukken 4.736 tanks 3.300 vliegtuigen 800.000+ militair personeel Slowakije: 3 divisies Totaal: 2.350.000+ militair personeel |
Verliezen
Polen:
66.000 doden 133.700 gewonden 694.000 krijgsgevangenen |
Duitsland:
16.343 doden 27.280 gewonden 320 vermisten Slowakije: 37 doden 114 gewonden 11 vermisten Sovjet-Unie: 1.475 doden of vermisten 2.383 gewonden |
In de nacht van 31 augustus op 1 september vond het laatste van de 21 valse incidenten plaats in de grensstreek tussen nazi-Duitsland en Polen. Deze incidenten behoorden tot Operatie Himmler. Het doel hiervan was de wereld wijs te maken dat Polen Duitsland had aangevallen. Gesuggereerd werd dat Poolse soldaten enkele grensgebouwen hadden bezet. Na de incidenten werden Amerikaanse journalisten toegelaten om het strijdtoneel te bezichtigen. De dode 'Poolse soldaten' die vielen te zien waren gedode gevangenen van concentratiekampen in Duitsland. Er werd bewust een verkeerd beeld van de incidenten weergeven; het leek net of Polen werkelijk Duitsland was binnengevallen. Na de incidenten verklaarde Hitler Polen de oorlog en zette hiermee Fall Weiss, de invasie van Polen en het begin van de Tweede Wereldoorlog, in gang.
De Duitse invasie verliep voorspoedig. De Poolse Luchtmacht werd al vrij snel verslagen en veel vluchtten naar het toen nog neutrale Roemenië. De Duitse luchtmacht was heer en meester van het luchtruim en voerde veel aanvallen op Poolse militaire en civiele colonnes uit.
In de eerste week gelukte het het Duitse leger om in het noorden door de Corridor op te rukken naar Oost-Pruisen en Danzig te bezetten. In het zuiden voltooide de hoofdmacht de opmars vanuit Silezië en Slowakije naar Warschau. De Poolse tegenaanval door hun omgedraaide centrum vanuit Posen vertraagde echter de aanval op de hoofdstad. Echter, op 8 september was een van Walter von Reichenau's gemotoriseerde divisies in een buitenwijk van Warschau gekomen. De Duitsers waren dus in een week tijd 225 kilometer opgerukt.
De westelijke gebieden en Danzig waren binnen een week al verloren. Het Poolse leger verliet de gebieden Silezië, Pommeren en Groot-Polen. Hiermee werd een verbinding tussen Oost-Pruisen en Duitsland gemaakt. Op 9 september werd de grootste slag in Polen gevochten nabij Kutno. Hierbij waren bij de Polen acht infanterie en vier cavalerie divisies betrokken en bij de Duitsers 12 infanterie en vijf gemotoriseerde divisies betrokken. De Polen hadden na de terugtrekking richting Warschau een tegenoffensief gepland die ze nu uitvoerden. De slag bij de Bzura, een rivier die in het hartland van Polen stroomt, duurde tot 22 september met wisselende aanvallen en tegenaanvallen. Uiteindelijk wonnen de Duitsers door hun superioriteit in militaire middelen.
Nadat de Polen de slag hadden verloren lag de weg naar Warschau nagenoeg vrij.
In de eerste week gelukte het het Duitse leger om in het noorden door de Corridor op te rukken naar Oost-Pruisen en Danzig te bezetten. In het zuiden voltooide de hoofdmacht de opmars vanuit Silezië en Slowakije naar Warschau. De Poolse tegenaanval door hun omgedraaide centrum vanuit Posen vertraagde echter de aanval op de hoofdstad. Echter, op 8 september was een van Walter von Reichenau's gemotoriseerde divisies in een buitenwijk van Warschau gekomen. De Duitsers waren dus in een week tijd 225 kilometer opgerukt.
De westelijke gebieden en Danzig waren binnen een week al verloren. Het Poolse leger verliet de gebieden Silezië, Pommeren en Groot-Polen. Hiermee werd een verbinding tussen Oost-Pruisen en Duitsland gemaakt. Op 9 september werd de grootste slag in Polen gevochten nabij Kutno. Hierbij waren bij de Polen acht infanterie en vier cavalerie divisies betrokken en bij de Duitsers 12 infanterie en vijf gemotoriseerde divisies betrokken. De Polen hadden na de terugtrekking richting Warschau een tegenoffensief gepland die ze nu uitvoerden. De slag bij de Bzura, een rivier die in het hartland van Polen stroomt, duurde tot 22 september met wisselende aanvallen en tegenaanvallen. Uiteindelijk wonnen de Duitsers door hun superioriteit in militaire middelen.
Nadat de Polen de slag hadden verloren lag de weg naar Warschau nagenoeg vrij.
Nu de Polen van twee kanten werden aangevallen was hun positie volledig hopeloos. Op 28 september ontmoetten de Sovjetlegers de Duitsers bij de rivieren Narew, Boeg, Wisła en San. Hoewel de Polen nog wel bescheiden overwinningen behaalden, zoals bij Szack tegen het Rode Leger, was de insluiting meer en meer een feit. Eind september waren de laatste gevechtshaarden het belegerde Warschau en de vesting Modlin, de Onafhankelijke Operationele Groep 'Polesië' onder leiding van Generaal Franciszek Kleeberg die zich tot in de buurt van Lublin had teruggetrokken, en het schiereiland Hel in het noorden (Slag om Hel). Warschau en Modlin moesten zich op respectievelijk 27 en 28 september overgeven, Hel volgde op 2 oktober.
De Slag bij Kock zou het sluitstuk van de Poolse campagne worden. In een slag die van 2 tot 6 oktober 1939 duurde probeerden de Duitsers deze laatste verzetshaard op te ruimen. Kleeberg capituleerde pas toen hij volledig verstoken bleek van voedsel en ammunitie. Polen was nu geheel bezet.
De Slag bij Kock zou het sluitstuk van de Poolse campagne worden. In een slag die van 2 tot 6 oktober 1939 duurde probeerden de Duitsers deze laatste verzetshaard op te ruimen. Kleeberg capituleerde pas toen hij volledig verstoken bleek van voedsel en ammunitie. Polen was nu geheel bezet.
Franciszek Kleeberg (Tarnopol, 1 februari 1888 - nabij Dresden, 5 april 1941) was een Poolse generaal. Hij deed dienst in het leger van Oostenrijk-Hongarije vooraleer dienst te doen bij de Poolse Legioenen in de Eerste Wereldoorlog en later in het Poolse Leger. Ten tijde van de Duitse invasie van Polen, ook wel bekend als de Poolse Veldtocht was hij bevelhebber van de Poolse Onafhankelijke Operationele Groep. Hij verloor nooit een veldslag tijdens de invasie maar zag zich genoodzaakt de strijd te staken door gebrek aan munitie. Hij werd gevangengenomen en opgesloten in Oflag IV-B Koenigstein. Hij overleed in een hospitaal in Dresden op 5 april 1941 en werd daar begraven.
|
Ontmoeting van Duitse soldaten en Sovjetsoldaten in Polen
Onmiddellijk na het begin van de strijd braken er etnische onlusten uit. Volksduitsers hielpen in sommige gevallen de Wehrmacht, terwijl in het oosten de Polen hun woede koelden op de daar aanwezige Duitse minderheid. Einsatzgruppen, speciale eenheden van de Duitse SS, schoten veel Polen neer nadat het leger deze gebieden had veroverd. Na de capitulatie roeiden de Duitsers meteen systematisch de Poolse elite uit (AB-Aktion) en begon de vervolging van de Joden.
De Duitsers en Sovjets bezetten samen het land. Op 27 september gaf Warschau, murw gebeukt door onophoudelijke bombardementen, zich over, op 6 oktober werd de laatste verzetshaard opgeheven. De nieuwe Duits-Sovjet grens werd getrokken. Een deel van Polen werd bij Duitsland gevoegd, en rond Warschau werd een Generaal-Gouvernement gevormd, waar Hans Frank gouverneur werd. Duitse generaals waren niet op de hoogte van de Duits-Russische afspraak over de verdeling van Polen en moesten zich tot hun grote woede terugtrekken uit gebieden die ze hadden veroverd maar aan de Sovjet-Unie waren toegewezen. Een aantal correcties werd tevens doorgevoerd. Zo lieten de Duitsers de Sovjet-Unie de vrije hand in Litouwen in ruil voor een gebied in Midden-Polen.
Onmiddellijk na het begin van de strijd braken er etnische onlusten uit. Volksduitsers hielpen in sommige gevallen de Wehrmacht, terwijl in het oosten de Polen hun woede koelden op de daar aanwezige Duitse minderheid. Einsatzgruppen, speciale eenheden van de Duitse SS, schoten veel Polen neer nadat het leger deze gebieden had veroverd. Na de capitulatie roeiden de Duitsers meteen systematisch de Poolse elite uit (AB-Aktion) en begon de vervolging van de Joden.
De Duitsers en Sovjets bezetten samen het land. Op 27 september gaf Warschau, murw gebeukt door onophoudelijke bombardementen, zich over, op 6 oktober werd de laatste verzetshaard opgeheven. De nieuwe Duits-Sovjet grens werd getrokken. Een deel van Polen werd bij Duitsland gevoegd, en rond Warschau werd een Generaal-Gouvernement gevormd, waar Hans Frank gouverneur werd. Duitse generaals waren niet op de hoogte van de Duits-Russische afspraak over de verdeling van Polen en moesten zich tot hun grote woede terugtrekken uit gebieden die ze hadden veroverd maar aan de Sovjet-Unie waren toegewezen. Een aantal correcties werd tevens doorgevoerd. Zo lieten de Duitsers de Sovjet-Unie de vrije hand in Litouwen in ruil voor een gebied in Midden-Polen.
De Poolse regering week, samen met een deel van de zuidelijke legers, uit naar Roemenië en vervolgens naar Londen. De Polen zouden opnieuw een leger vormen in Frankrijk en na Fall Gelb in Engeland. Stalin die eerst veel Polen liet vermoorden of als slavenarbeider gebruiken, zou later in de oorlog toestaan dat sommigen naar het westen vertrokken en daarna ook zelf een Pools leger oprichten dat de kern zou vormen van de strijdmacht van de naoorlogse volksrepubliek. Na de oorlog zou de Sovjet-Unie het grootste deel van Oost-Polen niet meer teruggeven, en Polen compenseren met een deel van Duitsland
Operatie Weserübung - in het Duits 'Unternehmen Weserübung' of 'Fall Weserübung', - was de Duitse aanval op Denemarken en Noorwegen die startte op 8 april 1940 en doorliep in mei en juni 1940.
In de eerste maanden van 1940 begonnen zowel de Britten als de Duitsers zich op Noorwegen te richten. De Duitsers waren namelijk afhankelijk van Zweeds ijzererts. Dit erts werd 's zomers via de Oostzee aangevoerd, maar 's winters via de Noorse kustwateren omdat de Oostzee dan dichtvroor. De Duitsers hadden er dus alle belang bij dat de transporten ongehinderd konden doorvaren, de Britten wilden ze tegenhouden. Ook vond het Altmark-incident op 16 februari plaats: een Duitse tanker werd in Noorse territoriale wateren door de Britten aangevallen en geënterd. Dit viel bij de Duitsers (en de Noren) bijzonder slecht. Hitler gaf zijn militairen opdracht om een invasieplan op te stellen. Generaal Nikolaus von Falkenhorst trok zich met een Baedeker reisgids terug en stelde een plan op.Op 1 maart 1940 gaf Hitler zijn fiat. De tijd drong: de Engelsen waren al begonnen met het leggen van zeemijnen in de Noorse wateren en de geallieerden hadden het besluit al genomen zelf in Noorwegen te landen.
De operatie viel (zeer vereenvoudigd) in de volgende acties uiteen:
- Een gecombineerde aanval door de Wehrmacht, Fallschirmjäger en marine op Denemarken;
- Aanvallen uit zee op verscheidene Noorse havens en kustbatterijen waaronder Oslo, Bergen, Narvik en Trondheim;
- Luchtlandingen bij Oslo;
- Vereniging van de ontstane bruggenhoofden en de bezetting van Noorwegen
De aanval op Denemarken was een operatie dienstbaar aan het uiteindelijke doel Noorwegen te bezetten.
- De eerste reden waarom ook Denemarken moest worden bezet, was dat de Luftwaffe vanaf Deense vliegvelden bij Aalborg in Noord-Jutland Zuid-Noorwegen kon bereiken en de troepen daar luchtsteun kon verlenen.
- Een tweede reden om ook Denemarken militair te bezetten was dat hierdoor Zweden en Finland sterker omsingeld zouden raken en zich dermate sneller genegen zouden zien zich naar de Duitse eisen te schikken.
- Een derde reden (die overigens eerder een bijkomend voordeel dan een werkelijke motivatie was), was dat men kon voorkomen dat Britse bommenwerpers Noord-Duitse steden konden bereiken door via Denemarken de Duitse luchtverdediging te omzeilen
Operatie Weserübung begon in de vroege ochtend van 9 april 1940 met een gecombineerde aanval op Denemarken en Noorwegen
Denemarken was niet paraat en viel binnen een dag. De Duitse landingen vanuit zee richtten zich op belangrijke havensteden en steunpunten, alsmede strategische bruggen waarvan men trachtte te verhinderen dat de Denen die opbliezen. Esbjerg, Middelfart, Nyborg, Korsør en Gedser werden bezet. In veel gevallen lagen de garnizoenssoldaten in hun kazernes te slapen en brandden de vuurtorens en de straatverlichting. Gedser werd bezet doordat de Duitsers het Deense personeel op de veerponten Warnemünde-Gedser interneerde en vervolgens beide veren vol soldaten in de haven aan wal liet gaan, waarna per vrachtwagen opgerukt werd naar de strategische nabije spoorbrug. Veelal werd tevens samengewerkt met luchtlandingstroepen. De strategisch belangrijke vliegvelden bij Aalborg werden direct door luchtlandingstroepen bezet.
Dit kleine monument staat op het terrein van Slot Kronberg en herdenkt Deense soldaten zie zijn omgekomen in 1940.
Synchroon met de landingen opende de Duitse landmacht het vuur en rukte Jutland binnen. De Deense landmacht bood enkele uren een symbolische tegenstand. Voor het tot werkelijk zware krijgshandelingen kwam capituleerde Denemarken en staakten de Deense troepen hun verzet. Hoewel geruchten de ronde deden over sabotage door de Duitse minderheid van Noord-Sleeswijk is hier niets van gebleken. De operatie was topgeheim en verliep bovendien zo snel dat er geen kans was voor serieus verzet, laat staan sabotage daarvan.
De bezetting van Kopenhagen nam een centrale rol in bij de operatie tegen Denemarken. De stad werd 's ochtends bezet vanuit zee en de lucht. Ook hier konden de Duitse schepen, volgeladen met troepen, de haven binnenvaren. Binnen vijf minuten waren de havens met bijbehorende politie- en douanekantoren bezet, binnen tien minuten de citadel. De koninklijke wacht probeerde nog een tegenaanval, maar die werd afgeslagen. De Deense stafchef en de Deense minister van binnenlandse zaken, alsmede de Engelse handelsattaché, konden op straat aangehouden worden. De Deense regering capituleerde rond half zeven die ochtend, en om acht uur had het capitulatiebericht alle Deense troepen bereikt, voor zover ze al aan serieus verzet toegekomen waren.
De koning en regering accepteerden de Duitse "bescherming". De Denen ontwaakten die 9e april en ontdekten dat hun land bezet was. De Denen hadden 36 gesneuvelden en gewonden te betreuren, de Duitsers ongeveer 20
De bezetting van Kopenhagen nam een centrale rol in bij de operatie tegen Denemarken. De stad werd 's ochtends bezet vanuit zee en de lucht. Ook hier konden de Duitse schepen, volgeladen met troepen, de haven binnenvaren. Binnen vijf minuten waren de havens met bijbehorende politie- en douanekantoren bezet, binnen tien minuten de citadel. De koninklijke wacht probeerde nog een tegenaanval, maar die werd afgeslagen. De Deense stafchef en de Deense minister van binnenlandse zaken, alsmede de Engelse handelsattaché, konden op straat aangehouden worden. De Deense regering capituleerde rond half zeven die ochtend, en om acht uur had het capitulatiebericht alle Deense troepen bereikt, voor zover ze al aan serieus verzet toegekomen waren.
De koning en regering accepteerden de Duitse "bescherming". De Denen ontwaakten die 9e april en ontdekten dat hun land bezet was. De Denen hadden 36 gesneuvelden en gewonden te betreuren, de Duitsers ongeveer 20
Noorwegen was evenmin goed voorbereid op oorlog. De kustbatterijen en -forten waren van goede kwaliteit, maar de marine, lucht- en landmacht waren van een bedenkelijk niveau. Het Noorse leger telde slechts 6 divisies die zeer verspreid over het land lagen, en de marine en luchtmacht waren verouderd. De pas aangekochte Amerikaanse vliegtuigen waren in 1940 nog niet operationeel en vielen de Duitsers ook zonder meer in handen. Noorwegen had echter het voordeel van zijn ligging terwijl de Duitse aanvalsvloot -die zeer beslist niet tegen de Britse opkon- zeer snel zou moeten opereren voor de Britten haar zouden insluiten. Vanuit Duits oogpunt was de operatie zeer riskant. Weliswaar steunde Vidkun Quisling en de Nasjonal Samling de Duitsers, maar deze had maar een beperkte aanhang en werd ook door de Duitsers als een fantast beschouwd. Bovendien was de operatie topgeheim, wat zich niet leent voor een omvangrijke Vijfde Colonne. Het is zeer aannemelijk dat Quisling niet bij de voorbereidingen van de Duitse aanval op Noorwegen betrokken was.
De aanval op Noorwegen liep synchroon aan die op Denemarken en begon dus eveneens op 9 april 1940. Verschillende marine-eskaders waren al onderweg naar hun doelen, zijnde de voornaamste Noorse havensteden. Op die 9e april zouden de 'Gruppen' schepen gelijktijdig de aanval inzetten:
Gruppe 1: 10 torpedojagers naar Narvik
Gruppe 2: De zware kruiser Admiral Hipper en vier torpedojagers naar Trondheim
Gruppe 3: De lichte kruisers Köln en Königsberg met een aantal kleinere militaire vaartuigen naar Bergen
Gruppe 4: De lichte kruiser Karlsruhe en een aantal kleinere militaire vaartuigen naar Kristiansand
Gruppe 5: De zware kruisers Blücher en Lützow, de lichte kruiser Emden en een aantal kleinere militaire vaartuigen naar Oslo
Gruppe 6: Vier mijnenvegers naar Egersund
De Noorse marine en kustbatterijen openden direct het vuur. In Narvik liep het Duitse eskader de haven binnen na een kort gevecht met een Noorse kanonneerboot, maar misten de vrachtschepen hun doel. Binnen enkele uren capituleerde de commandant overste Sundlo, maar een deel van het garnizoen vocht vanuit de bergen rond de stad door. Ook de operatie om Trondheim verliep voorspoedig voor de Duitsers, daar ze met een gelukkig schot de stroomvoorziening voor de Noorse zoeklichten konden uitschakelen, waarna de kustbatterijen blind waren. De schepen liepen de haven binnen en de autoriteiten capituleerden. In Bergen wisten de Duitsers door zich als Engelsen voor te doen langs een Noorse torpedoboot te komen, maar de kustverdediging liet zich niet beetnemen en opende het vuur. Toch kon dit het eskader niet tegenhouden en de stad werd bezet. Het bijna onverdedigde vliegveld van Stavanger werd door parachutisten bezet, waarna de haven van landzijde werd ingenomen. In Kristiansand konden de Noren de Duitsers mede door de mist tot 11 uur 's ochtends op afstand houden. Toen zag de verdediging echter een Duits schip voor een Frans schip aan en staakte het vuren, waarna de stad alsnog in Duitse handen viel.
De Duitsers wisten dat achter elke bocht Noorse soldaten in een hinderlaag konden liggen, en zochten dekking achter hun kleine tanks
Bij Oslo liep het bijna mis. Het Duitse smaldeel moest door een 70 km lange fjord varen met in een smalle doorgang het fort Oscarsborg, van waaruit aan weerszijden kustbatterijen op de schepen vuurden. De kruiser Blücher werd door kanonvuur en torpedo's tot zinken gebracht en de schepen trokken zich terug. Enkele uren later werden het vliegveld van Oslo en daarna de stad zelf alsnog door luchtlandingstroepen bezet, maar de regering was toen al met de koning uitgeweken naar Hamar. Quisling pleegde een 'staatsgreep', riep zichzelf uit tot nieuwe premier van Noorwegen. Zijn eerste officiële daad was het herroepen van de Noorse mobilisatie.
De Noorse regering achtte ook Hamar niet veilig en week uit naar Elverum. Nu ontstond een patstelling waarin de Duitsers en de Noorse regering tot een vergelijk trachtten te komen. Dezelfde 9de april waagde een groep van honderd Fallschirmjäger een uitval uit het bezette Oslo in een poging koning Haakon VII te ontvoeren, maar stuitte na 110 km bij Midtskogen op een Noorse wegblokkade die de Noorse generaal-majoor Otto Ruge uit voorzorg had opgezet. De luchtmachtattaché die de gewaagde uitval leidde werd gedood door de Noorse Koninklijke Wacht en de Duitsers trokken zich terug. Dit leidde, samen met de Duitse eis de Quisling-regering te erkennen, op 10 april 1940 tot het afbreken der onderhandelingen. De tijdelijke regeringszetel Elverum werd de dag erna als represaille door de Duitse Luftwaffe gebombardeerd. De Noren zagen snel in dat ze de Duitsers zelf niet meer uit hun land konden krijgen, en dat ze dus het beste het ruige Noorse terrein konden gebruiken om de verdediging zo lang mogelijk te rekken en tijd te winnen
De Noorse regering achtte ook Hamar niet veilig en week uit naar Elverum. Nu ontstond een patstelling waarin de Duitsers en de Noorse regering tot een vergelijk trachtten te komen. Dezelfde 9de april waagde een groep van honderd Fallschirmjäger een uitval uit het bezette Oslo in een poging koning Haakon VII te ontvoeren, maar stuitte na 110 km bij Midtskogen op een Noorse wegblokkade die de Noorse generaal-majoor Otto Ruge uit voorzorg had opgezet. De luchtmachtattaché die de gewaagde uitval leidde werd gedood door de Noorse Koninklijke Wacht en de Duitsers trokken zich terug. Dit leidde, samen met de Duitse eis de Quisling-regering te erkennen, op 10 april 1940 tot het afbreken der onderhandelingen. De tijdelijke regeringszetel Elverum werd de dag erna als represaille door de Duitse Luftwaffe gebombardeerd. De Noren zagen snel in dat ze de Duitsers zelf niet meer uit hun land konden krijgen, en dat ze dus het beste het ruige Noorse terrein konden gebruiken om de verdediging zo lang mogelijk te rekken en tijd te winnen
Otto Ruge
Vidkun Quisling
Duitse kruiser Blücher
Generaal Falkenhorst was daarentegen op 11 april, na het ontvangen van versterkingen, begonnen met de militaire operatie om vanuit Oslo contact te maken met de overige Duitse bruggenhoofden. Allereerst werd de omgeving van de Oslofjord bezet, wat op 14 april tot resultaat had dat de 1e Noorse Divisie in Østfold was uitgeweken naar Zweden, en de 3e Divisie te Kristiansand had gecapituleerd.
De 4e Divisie rondom Bergen hield zich inmiddels met beperkt succes bezig met het tegenhouden van het uitbreidende Duitse bruggenhoofd aldaar, terwijl de 5e Divisie rondom Trondheim al kritiek lage voorraden had en de bevelhebber besloot in Steinkjer te blijven en niet aan de strijd deel te nemen. De 6e Divisie bevond zich in het hoge noorden nabij de Finse grens en nam niet deel aan de strijd. Ruge werd voor zijn verijdeling van de ontvoering tot generaal bevorderd, en nam het Noorse verzet ter hand, waartoe hij slechts 1 divisie ter beschikking had.
De 4e Divisie rondom Bergen hield zich inmiddels met beperkt succes bezig met het tegenhouden van het uitbreidende Duitse bruggenhoofd aldaar, terwijl de 5e Divisie rondom Trondheim al kritiek lage voorraden had en de bevelhebber besloot in Steinkjer te blijven en niet aan de strijd deel te nemen. De 6e Divisie bevond zich in het hoge noorden nabij de Finse grens en nam niet deel aan de strijd. Ruge werd voor zijn verijdeling van de ontvoering tot generaal bevorderd, en nam het Noorse verzet ter hand, waartoe hij slechts 1 divisie ter beschikking had.
Nikolaus von Falkenhorst
De volgende Duitse stap was het maken van een verbinding Oslo-Trondheim, en dit was dan ook waar Ruge zijn verzet centraliseerde. Ruge leidde de 2e Noorse divisie, die gesteund door geheime fondsen groeide van 3.000 tot 12.000 man. Hij trachtte een guerrillatactiek toe te passen door voortdurend bliksemaanvallen op de Duitse troepen uit te voeren, wanneer zij door de lange valleien naar het noorden trokken. Ruge kon echter niet verhinderen dat de Duitsers toch steeds verder naar het noorden oprukten. Op 20 april werd Elverum bereikt, 300 km zuidelijk van Trondheim. Ruge raakte zoetjesaan door zijn voorraden heen en de manschappen raakten uitgeput.
Bij Narvik in het noorden, en Åndalsnes en Namsos in centraal-Noorwegen, zetten de Britten, Fransen en Polen een expeditieleger aan land. In Narvik had de geallieerde interventie aanvankelijk succes in de zin dat de Duitse vloot er door de Britse vernietigd werd, en dat de Duitsers onder generaal Eduard Dietl uit de stad verdreven werden. De gevechten bij Åndalsnes en Namsos waren echter minder succesvol doordat de Duitsers hier luchtsteun hadden vanaf vliegvelden in Denemarken en Zuid-Noorwegen. Begin mei werden de geallieerde troepen daarom uit Åndalsnes en Namsos teruggetrokken. Dit fiasco leidde tot een machtswisseling in het Verenigd Koninkrijk, waarbij Chamberlain als premier verantwoordelijk werd gehouden en moest aftreden, om door Winston Churchill te worden opgevolgd (hoewel deze laatste de campagne had georganiseerd). In mei-juni 1940 trokken de geallieerden bovendien hun laatste troepen uit Narvik terug na Fall Gelb.
Bij Narvik in het noorden, en Åndalsnes en Namsos in centraal-Noorwegen, zetten de Britten, Fransen en Polen een expeditieleger aan land. In Narvik had de geallieerde interventie aanvankelijk succes in de zin dat de Duitse vloot er door de Britse vernietigd werd, en dat de Duitsers onder generaal Eduard Dietl uit de stad verdreven werden. De gevechten bij Åndalsnes en Namsos waren echter minder succesvol doordat de Duitsers hier luchtsteun hadden vanaf vliegvelden in Denemarken en Zuid-Noorwegen. Begin mei werden de geallieerde troepen daarom uit Åndalsnes en Namsos teruggetrokken. Dit fiasco leidde tot een machtswisseling in het Verenigd Koninkrijk, waarbij Chamberlain als premier verantwoordelijk werd gehouden en moest aftreden, om door Winston Churchill te worden opgevolgd (hoewel deze laatste de campagne had georganiseerd). In mei-juni 1940 trokken de geallieerden bovendien hun laatste troepen uit Narvik terug na Fall Gelb.
generaal eduard dietl
Ondanks de Noorse en geallieerde tegenstand verenigden de Duitsers hun bruggenhoofden, en weldra was heel Zuid-Noorwegen bezet. Zonder geallieerde hulp restte de Noren op 9 juni 1940 slechts de capitulatie, hoewel een deel van de handelsvloot, leger en marine uitweek naar het Verenigd Koninkrijk en Zweden. In het Verenigd Koninkrijk werden een nieuwe Noorse marine, luchtmacht en landmacht geformeerd. Half juni was heel Noorwegen bezet.
Saillant detail is dat van alle door Duitsland overvallen en bezette landen, gemeten vanaf het begin van de aanval, Noorwegen met 2 maanden het langste heeft standgehouden
Saillant detail is dat van alle door Duitsland overvallen en bezette landen, gemeten vanaf het begin van de aanval, Noorwegen met 2 maanden het langste heeft standgehouden
Fallschirmjäger op het vliegveld van Oslo
Weserübung bleek een succes. Hitlers ijzererts was veilig gesteld, maar er was een prijs voor betaald. De Blücher was verloren en een groot deel van de marine was niet meer operationeel. Hoewel de Britse verliezen eveneens zwaar waren, konden zij dit met hun grotere vloot makkelijker opvangen. Ook moesten permanent 400.000 Duitse soldaten in Noorwegen gelegerd worden om de Noren onder de duim te houden en de lange kustlijn te bewaken. Pas in mei 1945 zouden Denemarken en Noorwegen bevrijd worden.
In Noorwegen had Quisling de eerste dag al een staatsgreep geprobeerd te plegen. Hij was reeds lang nazi en onder de indruk van Hitler. Dit was niet wederzijds. Hitler en andere partijbonzen vonden Quisling een fantast en vertrouwden hem niet. Bovendien had zijn Nasjonal Samling slechts een zeer geringe aanhang onder de bevolking. Daarom installeerde Hitler een militair regime met Josef Terboven als Rijkscommissaris.
Quisling zou nooit echte bevoegdheden krijgen, hoewel hij wel vanaf 1942 een marionettenregering leidde. Toch heeft ook Quisling zijn plaatsje in de geschiedenis en zelfs in de taalwetenschap gekregen: zijn naam betekent "verrader" in vele talen
In Noorwegen had Quisling de eerste dag al een staatsgreep geprobeerd te plegen. Hij was reeds lang nazi en onder de indruk van Hitler. Dit was niet wederzijds. Hitler en andere partijbonzen vonden Quisling een fantast en vertrouwden hem niet. Bovendien had zijn Nasjonal Samling slechts een zeer geringe aanhang onder de bevolking. Daarom installeerde Hitler een militair regime met Josef Terboven als Rijkscommissaris.
Quisling zou nooit echte bevoegdheden krijgen, hoewel hij wel vanaf 1942 een marionettenregering leidde. Toch heeft ook Quisling zijn plaatsje in de geschiedenis en zelfs in de taalwetenschap gekregen: zijn naam betekent "verrader" in vele talen
Nasjonal Samling
Op 10 mei 1940 viel de Duitse Wehrmacht Nederland, België en Luxemburg aan (Fall Gelb). Het Nederlandse leger, dat niet was uitgerust voor een moderne oorlog, werd volkomen onder de voet gelopen. Heinkels bombardeerden op 14 mei Rotterdam om daarmee Nederland sneller tot overgave te dwingen. Generaal Winkelman, de bevelhebber van de Nederlandse Strijdkrachten werd geconfronteerd met zowel een strategisch uitzichtloze situatie als met het Duitse dreigement tot vernietiging van meerdere grote steden. Op woensdagochtend 15 mei 1940 tekende hij dan ook de capitulatie met uitzondering van de provincie Zeeland. Daar werd de strijd voortgezet omdat Franse troepen er nog in gevecht waren met de Duitse aanvallers. Twee dagen later, op 17 mei capituleerde noord en midden-Zeeland. Het Belgisch leger probeerde zo lang mogelijk stand te houden tegen de Duitse overmacht, maar kon alleen nog de aftocht van het Britse Expeditieleger via Duinkerke dekken. Zeeuws-Vlaanderen was opgenomen in de Belgische verdediging en kwam op 27 mei in Duitse handen. Eén dag later capituleerde ook het Belgische leger na 18 dagen strijd. Deze periode is later bekend geworden als de Achttiendaagse Veldtocht
Belgie, Nederland, Luxemburg binnengevallen door Duitsland
De geallieerde legers hadden ondertussen gereageerd op de Duitse invallen in Nederland en België door verplaatsing vanuit Frankrijk naar het noorden. Men meende dat het zwaartepunt van de Duitse aanval daar zou liggen, omdat het zuiden immers gedekt werd door de Maginotlinie en de ondoordringbaar geachte Ardennen. De Wehrmacht brak echter volkomen onverwacht door de verdedigingslinies bij Sedan, met de al in Polen beproefde Blitzkriegtactiek van een combinatie van oprukkende pantserdivisies en precisiebombardementen van de Luftwaffe. Op 20 mei bereikten verkenningseenheden van de tweede Duitse pantserdivisie de Kanaalkust bij de monding van de Somme. De Britten waren toen afgesneden van hun Franse bondgenoten en hun restte niets anders dan een vluchtpoging over het Nauw van Calais. Op 2 juni waren 330.000 soldaten erin geslaagd bij Duinkerke in te schepen in een geïmproviseerde vloot en de oversteek te maken. Hun volledige uitrusting en ruim 68.000 dode, gewonde en gevangen kameraden lieten zij achter
De Slag om Duinkerke, tevens bekend als de evacuatie uit Duinkerke, was een militaire operatie in de omgeving van de Noord-Franse stad Duinkerke tussen 27 mei en 4 juni 1940. Van het Britse Expeditieleger wisten 218.226 man samen met 123.095 Fransen een Duitse omsingeling te ontvluchten tijdens de Slag om Frankrijk in de Tweede Wereldoorlog
Ravage bij slag om Duinkerken
Tussen 12 en 14 mei 1940 wist de Duitse Heeresgruppe A bij Dinant en Sedan bruggenhoofden te vestigen over de Maas. Op 15 mei braken Duitse pantsereenheden onder bevel van Erwin Rommel en Heinz Guderian uit naar het westen. De, ook voor het Duitse opperbevel, onverwacht snelle opmars — de eerste toepassing van de tactiek van de Blitzkrieg — bracht de geallieerden al gauw in een kritieke situatie. Ze hadden hun beste gemechaniseerde en gemotoriseerde eenheden al ingezet om een verdedigende stelling te vormen in het midden van België, op de lijn Breda — Namen. Deze troepen werden nu bedreigd door de Duitse opmars op hun rechterflank en de nog resterende Franse reserves waren operationeel niet in staat vanuit het zuiden een gecoördineerde tegenaanval uit te voeren. Doordat ook de Duitse generale staf door het plotse succes verrast was en het oprukken probeerde te vertragen, kregen de geallieerden nog enige dagen respijt, maar ze misten de politieke moed en het militair leiderschap om die tijd te gebruiken voor het nemen van de noodzakelijke maatregelen: het opgeven van België en het concentreren van alle troepen voor een tegenoffensief in zuidelijke richting. Al op 19 mei begon de Britse Admiraliteit met de voorbereiding van een mogelijke evacuatie van het Britse leger naar Engeland
Slag om Duinkerken
Op 20 mei overwon het Duitse opperbevel zijn angst voor een hinderlaag en beval de opmars naar Het Kanaal. Nog diezelfde dag sloegen de Duitse pantserdivisies de zwakke Britse 18e en 23e Territoriale Divisies uiteen en rukten honderd kilometer op om bij Abbeville de kust te bereiken. De geallieerde troepen in het noorden waren nu afgesneden. De nieuwe Franse opperbevelhebber, generaal Weygand, kwam nu voor het eerst met een plan voor een gecoördineerde tegenaanval uit noordelijke en zuidelijke richting om de Duitse pantserspitsen af te snijden. Dat plan was weinig realistisch. De paraatheid van de troepen in het noorden was door de opeenvolgende snelle opmars en terugtocht erbarmelijk: de meeste tanks waren in reparatie. De Britse opperbevelhebber Lord Gort liet daarom voor de vorm toe dat de enige Britse pantserbrigade bij Arras op 21 mei op eigen initiatief nog een tegenaanval uitvoerde, maar had heimelijk al besloten zijn leger te redden en liet het de komende dagen op de Noordzeehavens terugvallen, in de hoop dat de Duitsers de handen vol zouden hebben aan de Belgen en het Franse 7e en 1e Leger
Slag om Duinkerken
Ondertussen waren de drie Panzerdivisionen (PD) van Guderians XIXe Pantserkorps echter op 22 mei naar het noorden afgebogen in de rug van de Britten: de 2e PD veroverde op 24 mei Boulogne-sur-Mer ondanks een onbeholpen poging tot tegenstand van het even eerder uit Engeland overgevaren 3rd Royal Tank Regiment — 4368 Britse soldaten werden echter geëvacueerd; op 27 mei viel Calais in handen van de 10e PD en de 1e PD stond klaar om op 25 mei Duinkerke aan te vallen. Als Duinkerken zou vallen, kon een evacuatie alleen nog plaatsvinden vanuit Oostende of Zeebrugge via erg lange en dus kwetsbare afvoerroutes.
Duinkerken in 1940
Op de avond van de 24e mei beval Hitler echter halt te houden bij Grevelingen (Gravelines) op enkele kilometers ten zuidwesten van Duinkerken langs het riviertje de Aa. Deze beslissing zou bekend komen te staan als, in de woorden van Winston Churchill, het Wonder van Duinkerken. Hermann Göring had Hitler verzekerd dat de Luftwaffe iedere poging tot evacuatie zou kunnen verijdelen; Gerd von Rundstedt had gewaarschuwd dat de pantserdivisies na zoveel dagen inzet door vermoeidheid, uitval en tekorten aan brandstof en ammunitie zeer kwetsbaar waren. In feite was het ook Von Rundstedt geweest die al een dag eerder de opmars had laten stopzetten, toen hem bericht werd dat Grevelingen door een sterke Franse eenheid ter verdediging was ingericht. Hitler bevestigde dus alleen maar dit eerdere bevel. Het inzetten van tanks in stedelijke gebieden was volgens de officiële Duitse doctrine eigenlijk verboden en het nemen van risico's in een gewonnen situatie leek volkomen overbodig. Boulogne en Calais waren nauwelijks versterkt, maar konden slechts na felle strijd ingenomen worden en men wist niet precies hoeveel Britse troepen al in Duinkerken aanwezig waren. De pantsertroepen moesten weer snel op krachten komen voor de uitvoering van Fall Rot, de aanval op Frankrijk zelf. Hitler, zelf een veteraan van het slagveld van Vlaanderen in de Eerste Wereldoorlog, vreesde ook dat de polders daar door de modder ongeschikt waren voor de inzet van tanks. Niemand hield er serieus rekening mee dat meer dan een handjevol Britten zou kunnen ontsnappen. De voorstelling van zaken, die in de populaire literatuur wel gegeven wordt, dat het hier om een "onbegrijpelijke" beslissing zou gaan of een die zou getuigen van volslagen onbegrip voor moderne tactieken, wordt dus niet door de historische feiten ondersteund
Omdat Hitlers beslissing achteraf zo'n verstrekkende gevolgen bleek te hebben, zijn er later allerlei diepere motieven aan toegeschreven. Zo zou hij opzettelijk het Britse leger hebben willen sparen om het Britse volk goedgunstig te stemmen ten aanzien van een mogelijke vrede. Niets in de bronnen wijst hier echter op. De chef van de Duitse generale staf generaal Franz Halder beweerde na de oorlog dat Hitler het leger de overwinning niet gunde. Dat zou een juiste inschatting kunnen zijn van Hitlers gevoelens — later in de oorlog zou hij immers een ware haat ontwikkelen jegens het professionele deel van de hele Wehrmacht — maar ook hierbij zijn er geen bewijzen dat dit zijn oordeel in dit bijzondere geval beïnvloedde.
Overigens is het moeilijk te voorspellen of een Duitse aanval succes zou hebben gehad. Hoewel het na de oorlog de gewoonte is geworden een uiterst negatief beeld te schetsen van de gevechtswaarde van het Britse Expeditieleger, was het op dat moment in feite de best geoefende en toegeruste strijdmacht ter wereld: geheel gemotoriseerd en voor meer dan de helft bemand met beroepssoldaten. Het optimisme dat het Britse officierenkorps generaties lang gecultiveerd had, gecombineerd met het flegma van de lagere rangen, maakte de Britten, anders dan de Fransen, weinig gevoelig voor defaitisme of massale paniek.
Vanaf 25 mei bereikten steeds meer troepen de kust. De infanteriecomponent van Guderians korps was tijdens de doorbraak bij Sedan erg verzwakt: het mankeerde hem simpelweg aan gevechtstroepen om de Britten te blokkeren. In het oosten schermde het Belgische leger de Britten af en in het zuidoosten het Franse 1e Leger. Alleen daartussen had de British Expeditionary Force (BEF) een doorbraakpoging af te slaan, maar met enige moeite lukte dat
Overigens is het moeilijk te voorspellen of een Duitse aanval succes zou hebben gehad. Hoewel het na de oorlog de gewoonte is geworden een uiterst negatief beeld te schetsen van de gevechtswaarde van het Britse Expeditieleger, was het op dat moment in feite de best geoefende en toegeruste strijdmacht ter wereld: geheel gemotoriseerd en voor meer dan de helft bemand met beroepssoldaten. Het optimisme dat het Britse officierenkorps generaties lang gecultiveerd had, gecombineerd met het flegma van de lagere rangen, maakte de Britten, anders dan de Fransen, weinig gevoelig voor defaitisme of massale paniek.
Vanaf 25 mei bereikten steeds meer troepen de kust. De infanteriecomponent van Guderians korps was tijdens de doorbraak bij Sedan erg verzwakt: het mankeerde hem simpelweg aan gevechtstroepen om de Britten te blokkeren. In het oosten schermde het Belgische leger de Britten af en in het zuidoosten het Franse 1e Leger. Alleen daartussen had de British Expeditionary Force (BEF) een doorbraakpoging af te slaan, maar met enige moeite lukte dat
Operatie Dynamo was een actie in de Tweede Wereldoorlog, van 26 mei tot 4 juni 1940, om de Britse expeditionaire troepen in Duinkerke te evacueren
De troepen waren bij de Slag om Duinkerke door de oprukkende Duitsers omsingeld. De operatie kreeg de naam Dynamo omdat de evacuatie werd gepland in de dynamokamer van het marinehoofdkwartier onder het kasteel te Dover. De operatie werd georganiseerd door viceadmiraal Ramsay en bestond uit een gecombineerde vloot van 40 Britse en Franse torpedobootjagers met daarnaast mijnenvegers, patrouilleschepen, vrachtschepen, plezierboten en honderden privé-bootjes die al dan niet vrijwillig dienst deden.
Op 26 mei vertrok als eerste de Mona’s Isle uit Dover om 21:00 uur. Rond middernacht bereikte ze de haven van Duinkerke en er kwam 1420 man aan boord. Op de terugreis werd ze beschoten vanaf de Franse kust door Duitse artillerie maar dit bracht nauwelijks schade. Later werd ze met mitrailleurs beschoten door zes Messerschmitt Bf 109 jachtvliegtuigen. Rond het middaguur van 27 mei bereikte ze Dover met 23 doden en 60 gewonden.
Aan de kade waren veel troepen en het was noodzakelijk daar enige orde in aan te brengen om de inscheping te versnellen. Kapitein William Tennant werd met acht officieren en 160 man overgezet om de evacuatie aan de Franse kant te leiden. Hij arriveerde op 27 mei aan boord van de torpedobootjager Wolfshound. Rond 6 uur in de middag kwam hij aan in Bastion 32, een versterking van het Franse leger ter bescherming van de haven, waar hij zijn hoofdkwartier inrichtte. Zijn team begon direct met het organiseren van de evacuatie
Op 26 mei vertrok als eerste de Mona’s Isle uit Dover om 21:00 uur. Rond middernacht bereikte ze de haven van Duinkerke en er kwam 1420 man aan boord. Op de terugreis werd ze beschoten vanaf de Franse kust door Duitse artillerie maar dit bracht nauwelijks schade. Later werd ze met mitrailleurs beschoten door zes Messerschmitt Bf 109 jachtvliegtuigen. Rond het middaguur van 27 mei bereikte ze Dover met 23 doden en 60 gewonden.
Aan de kade waren veel troepen en het was noodzakelijk daar enige orde in aan te brengen om de inscheping te versnellen. Kapitein William Tennant werd met acht officieren en 160 man overgezet om de evacuatie aan de Franse kant te leiden. Hij arriveerde op 27 mei aan boord van de torpedobootjager Wolfshound. Rond 6 uur in de middag kwam hij aan in Bastion 32, een versterking van het Franse leger ter bescherming van de haven, waar hij zijn hoofdkwartier inrichtte. Zijn team begon direct met het organiseren van de evacuatie
In de nacht van 27 op 28 mei was de Duitse marine actief bij de Kwinte boei. Er lagen schnellboten te wachten op schepen die onderweg naar Dover waren. De torpedobootjager Wakeful, met 640 man aan boord, werd die avond getorpedeerd en zonk in 15 seconden. Passerende schepen stopten om drenkelingen te redden waaronder de torpedobootjager Grafton, ook volgeladen met geëvacueerde troepen. De Grafton werd geraakt door een torpedo van de onderzeeboot U 62.De Grafton was zwaar beschadigd maar bleef drijven. Veel van de bemanning en passagiers verlieten veilig het schip alvorens de Ivanhoe het tot zinken bracht.
De haven en kades werd zwaar aangevallen door de Duitse luchtmacht, maar de pieren die ruim een kilometer in zee staken nauwelijks. De pieren hadden een stenen basis met daarop een staketsel. Ze waren niet gebouwd om schepen aan te laten meren, maar na een test met de Queen of the Channel bleek dit toch goed te werken.De oostelijke pier werd een zeer belangrijk inscheeppunt voor de manschappen. Door de rook van de gebombardeerde olieopslagtanks en een gunstige wind, was de pier ook nauwelijks zichtbaar vanuit de lucht. Het inschepen van manschappen ging hier veel efficiënter dan via de stranden.
De haven en kades werd zwaar aangevallen door de Duitse luchtmacht, maar de pieren die ruim een kilometer in zee staken nauwelijks. De pieren hadden een stenen basis met daarop een staketsel. Ze waren niet gebouwd om schepen aan te laten meren, maar na een test met de Queen of the Channel bleek dit toch goed te werken.De oostelijke pier werd een zeer belangrijk inscheeppunt voor de manschappen. Door de rook van de gebombardeerde olieopslagtanks en een gunstige wind, was de pier ook nauwelijks zichtbaar vanuit de lucht. Het inschepen van manschappen ging hier veel efficiënter dan via de stranden.
Voor de stranden was de diepgang gering en grote schepen konden niet dicht genoeg bij de kust komen om manschappen direct op te halen. Veel kleine bootjes waren noodzakelijk, zij voeren naar de kust, namen de troepen aan boord en brachten deze naar de schepen. Dit op en neer pendelen kostte veel tijd. De branding liet de bootjes omslaan en soms kwamen er te veel mensen aan boord zodat de bootjes omsloegen of zonken door een te zware belading. Om de inscheping vanaf de stranden te vergemakkelijken werden provisorische pieren gemaakt van militaire voertuigen. Deze werden bij eb naast elkaar in zee geplaatst en daarover kwamen vlonders. Voor de kleinere schepen had dit als voordeel dat ze verder van de kust en branding konden wegblijven en de troepen konden met min of meer droge voeten bij de schepen komen.
Op 31 mei bezocht Winston Churchill het Franse militaire hoofdkwartier in Parijs.Hij meldde dat er zo'n 165.000 man was gered, waarvan 15.000 van het Franse leger. Eerder was wel afgesproken dat Frankrijk hun eigen evacuatie zouden regelen, met er waren onvoldoende schepen om dit te realiseren. Dit lage aantal Franse militairen leidde tot rancune bij de Franse staf waarop Churchill reageerde met "Bras-Dessus, Bras-Dessous", arm in arm, en gaf bevel aan de evacuatievloot meer Franse troepen te evacueren. Op 1 juni kwamen meer Franse dan Britse soldaten in Dover aan.
Door felle aanvallen van de Luftwaffe namen de verliezen scherp toe. Veel schepen werden gebombardeerd en de verliezen noodzaakten de evacuatie bij daglicht te staken. Hierdoor werd de capaciteit beperkt en daalde het aantal geëvacueerden tijdens de laatste dagen van de operatie.
Gedurende negen dagen evacueerde deze armada van meer dan 900 schepen 338.226 militairen, voor het merendeel Brits en 123.095 Fransen, vanuit Duinkerke en de omliggende stranden
Op 31 mei bezocht Winston Churchill het Franse militaire hoofdkwartier in Parijs.Hij meldde dat er zo'n 165.000 man was gered, waarvan 15.000 van het Franse leger. Eerder was wel afgesproken dat Frankrijk hun eigen evacuatie zouden regelen, met er waren onvoldoende schepen om dit te realiseren. Dit lage aantal Franse militairen leidde tot rancune bij de Franse staf waarop Churchill reageerde met "Bras-Dessus, Bras-Dessous", arm in arm, en gaf bevel aan de evacuatievloot meer Franse troepen te evacueren. Op 1 juni kwamen meer Franse dan Britse soldaten in Dover aan.
Door felle aanvallen van de Luftwaffe namen de verliezen scherp toe. Veel schepen werden gebombardeerd en de verliezen noodzaakten de evacuatie bij daglicht te staken. Hierdoor werd de capaciteit beperkt en daalde het aantal geëvacueerden tijdens de laatste dagen van de operatie.
Gedurende negen dagen evacueerde deze armada van meer dan 900 schepen 338.226 militairen, voor het merendeel Brits en 123.095 Fransen, vanuit Duinkerke en de omliggende stranden
Tijdens de evacuatie vochten delen van de British Expeditionary Force en het Frans leger een hevige strijd tegen het oprukkende Duitse leger ter behoud van de verdedigingslijn rond de evacuatiezone. Tijdens de evacuatie werden zo'n 50.000 voertuigen achtergelaten en werden 45.000 Britse en Franse soldaten (meerderheid) en een dekkend bataljon Belgen niet geëvacueerd. De Britten verloren 235 schepen in de operatie.
Een gedeelte van de geëvacueerde Franse troepen werd onmiddellijk weer aan land gebracht via de havens van Normandië, doch velen werden kort erna gedood of gevangengenomen
Een gedeelte van de geëvacueerde Franse troepen werd onmiddellijk weer aan land gebracht via de havens van Normandië, doch velen werden kort erna gedood of gevangengenomen
Voor de grotere schepen waren drie routes beschikbaar. Het kortst was route Z, tussen Dover en Duinkerke was de afstand 39 zeemijl (75 kilometer). Voor Duinkerke liggen parallel aan de kustlijn zandbanken en de schepen die route Z gebruikten voeren hierdoor lange tijd vlak langs de Franse kust. Bij daglicht werden de schepen beschoten door Duitse artillerie. Route X was met 55 zeemijl iets langer, maar veiliger. De route ging echter door een mijnenveld dat eerst geruimd moest worden. De route Y was met 87 zeemijl (161 km) het langst. De vaartijd was zo’n 8 uur of tweemaal langer dan route Z. Deze route was wel veiliger maar reduceerde de capaciteit vanwege de langere vaartijd. De schepen volgden eerste de kust naar het oosten tot de Kwinte boei en maakten daar een draai van 270 graden naar Dover. Schepen die deze route gebruikten kwamen het vaakst in contact met Duitse marineschepen en vliegtuigen
De uitkomst van de operatie was een morele opsteker voor de Britten, die zich nu konden gaan opmaken voor de Slag om Engeland. De geëvacueerde troepen zouden de kern gaan vormen van het nieuwe en veel grotere Britse leger, de opbouw waarvan aanzienlijk vertraagd zou zijn zonder hun professionele kennis. De Franse troepen vertrokken onmiddellijk weer naar hun vaderland om de uitgedunde rangen te versterken. Er wordt meestal aangenomen dat als het Britse leger gevangengenomen zou zijn, het Verenigd Koninkrijk ingegaan was op Hitlers aanbod vrede te sluiten
Hoewel dus de strategische effecten op de lange termijn bezien gunstig waren voor de geallieerden, maakte de evacuatie van het Britse leger de verdere verdediging van Frankrijk bij voorbaat kansloos. De omsingelde troepen omvatten zo'n vijftig divisies, vele daarvan elite-eenheden, nog redelijk voorzien van voorraden en uitgerust met talloze vrachtwagens en pantservoertuigen. Als de verschillende landen in plaats van hun eigenbelang te dienen samengewerkt hadden om Vlaanderen tot het eind toe zo hardnekkig mogelijk te verdedigen, zou dat de Duitsers voor grote moeilijkheden gesteld hebben. Er zou een klassieke Kesselschlacht gevolgd zijn, waarbij men een enorme concentratie van de beste Duitse eenheden had moeten inzetten om de vijand te vernietigen. De vertragingen veroorzaakt door het bijeenbrengen van die troepen, de verlengde strijdduur en vertraagde herbevoorrading zouden het offensief tegen Frankrijk uitgesteld hebben tot begin juli. De Duitse munitievoorraden waren kritiek laag en de artillerie had die niet meer kunnen aanvullen. Ook de verliezen aan tanks had men niet kunnen goedmaken want er was maar een kleine materieelvoorraad en de directe productie was ontoereikend. Terwijl het Duitse leger dus voor de duur van de campagne aan gevechtskracht zou hebben ingeboet, had de verdediging van Frankrijk door een maand extra voorbereidingstijd sterk aan kracht gewonnen. De Fransen hadden wel een grote materieelvoorraad aan tanks en artillerie, ruim voldoende munitie en waren hard bezig een half miljoen man meer onder de wapenen te roepen. Men zou dus een weliswaar kleine maar reële kans hebben gehad een patstelling te bereiken en Duitsland moest zo'n uitputtingsoorlog wel verliezen door gebrek aan grondstoffen en een lagere wapenproductie. Dit verklaart waarom de Duitsers niet eens zo ongelukkig waren met het gebeuren: ze waren volledig gericht op de strijd in Frankrijk en zagen liever dat het Britse leger vertrok dan dat het zich teweerstelde. De Duitsers ondernamen dan ook geen serieuze pogingen om een andere uitkomst te forceren.
Het Franse leger kwam al tijdens de oorlog tot de wrange conclusie dat de Britten met de evacuatie hun enige kans op redding door de neus hadden geboord. Het Vichy-regime gebruikte de vermeende Britse trouweloosheid als rechtvaardiging voor de capitulatie. Ook na de oorlog stonden vele Franse boeken over het onderwerp in het teken van verwijt jegens de bondgenoot. In Engeland echter probeerde men de evacuatie propagandistisch uit te buiten. Zo verwierf het een prominente plaats in de nationale geschiedenis als een heroïsche overwinning, in plaats van een smadelijke aftocht.
Het Franse leger kwam al tijdens de oorlog tot de wrange conclusie dat de Britten met de evacuatie hun enige kans op redding door de neus hadden geboord. Het Vichy-regime gebruikte de vermeende Britse trouweloosheid als rechtvaardiging voor de capitulatie. Ook na de oorlog stonden vele Franse boeken over het onderwerp in het teken van verwijt jegens de bondgenoot. In Engeland echter probeerde men de evacuatie propagandistisch uit te buiten. Zo verwierf het een prominente plaats in de nationale geschiedenis als een heroïsche overwinning, in plaats van een smadelijke aftocht.
De Slag om Frankrijk is de naam van het militair offensief dat Duitsland tijdens de Tweede Wereldoorlog in mei en juni 1940 tegen de Lage Landen en Frankrijk uitvoerde. De aanval begon op 10 mei 1940 en betekende het einde van de Schemeroorlog. Het offensief bestond uit twee opeenvolgende operaties: Fall Gelb en Fall Rot.
In de eerste fase, Fall Gelb, rukten Duitse pantsereenheden snel en verrassend op door de Ardennen naar Het Kanaal en sneden daarmee de Britse en Franse troepen af die naar centraal België waren opgemarcheerd. Het lukte de Britten echter om de British Expeditionary Force en vele Franse soldaten in Operatie Dynamo uit Duinkerke te evacueren, zij het met achterlating van al het materieel.
In de tweede operatie, Fall Rot uitgevoerd vanaf 5 juni, omtrokken de Duitse troepen de Maginotlinie en rukten diep in Frankrijk op. Italië verklaarde de oorlog aan Frankrijk op 10 juni. Op 17 juni kondigde Philippe Pétain in het openbaar aan dat Frankrijk om een wapenstilstand zou vragen. Die werd op 22 juni tussen Frankrijk en Duitsland getekend en trad in werking op 25 juni.
De geslaagde uitvoering van het offensief leidde tot de snelle verovering van Nederland, België en Luxemburg, de gedeeltelijke bezetting van Frankrijk en een plotse omslag in de geopolitieke machtsverhoudingen ten gunste van Duitsland. Het onbezette, zuidoostelijke deel van Frankrijk, de zone libre, werd een vazalstaat, Vichy-Frankrijk, van Duitsland, dat toen nog maar een belangrijke tegenstander overhad: het Britse Gemenebest. Frankrijk en de Lage Landen werden pas in 1944 en 1945 bevrijd.
In de eerste fase, Fall Gelb, rukten Duitse pantsereenheden snel en verrassend op door de Ardennen naar Het Kanaal en sneden daarmee de Britse en Franse troepen af die naar centraal België waren opgemarcheerd. Het lukte de Britten echter om de British Expeditionary Force en vele Franse soldaten in Operatie Dynamo uit Duinkerke te evacueren, zij het met achterlating van al het materieel.
In de tweede operatie, Fall Rot uitgevoerd vanaf 5 juni, omtrokken de Duitse troepen de Maginotlinie en rukten diep in Frankrijk op. Italië verklaarde de oorlog aan Frankrijk op 10 juni. Op 17 juni kondigde Philippe Pétain in het openbaar aan dat Frankrijk om een wapenstilstand zou vragen. Die werd op 22 juni tussen Frankrijk en Duitsland getekend en trad in werking op 25 juni.
De geslaagde uitvoering van het offensief leidde tot de snelle verovering van Nederland, België en Luxemburg, de gedeeltelijke bezetting van Frankrijk en een plotse omslag in de geopolitieke machtsverhoudingen ten gunste van Duitsland. Het onbezette, zuidoostelijke deel van Frankrijk, de zone libre, werd een vazalstaat, Vichy-Frankrijk, van Duitsland, dat toen nog maar een belangrijke tegenstander overhad: het Britse Gemenebest. Frankrijk en de Lage Landen werden pas in 1944 en 1945 bevrijd.
Fall Gelb wordt meestal gezien als een van de grote keerpunten in de militaire geschiedenis, een baanbrekende revolutie in de wijze van oorlogsvoering. In populaire literatuur noemt men het vaak de "geboorte van de Blitzkrieg". Het was de eerste geslaagde toepassing van de meest stoutmoedige vorm van gemechaniseerde oorlogvoering. Dit onbetwiste feit laat men, zelfs in sommige niet-militair-technische historische wetenschappelijke publicaties, nogal al eens vergezeld gaan van een aantal voor de hand liggende vermeende implicaties. De snelle nederlaag van het Westen wordt dan verklaard door een standaardverhaal: Hitler plande lang van tevoren een aanvalsoorlog, rustte daartoe een groot en geheel modern bewapend leger uit en liet dat voorzien van een passende "Blitzkriegdoctrine". De Fransen daarentegen zouden hun verdediging schromelijk verwaarloosd hebben en de geringe inspanningen die ze wel leverden zouden voornamelijk op het gebied gelegen hebben van de statische verdediging, de Maginotlinie, die zowel gevolg als oorzaak was van het zogenaamde "Maginotliniedenken", dat dan in tegenstelling stond tot het dynamische Duitse denken op dit gebied. Dit verhaal is echter op zijn best slechts zeer ten dele waar: in werkelijkheid waren de verschillen tussen het Franse en het Duitse leger vrij gering en zeer subtiel van aard.
Blitzkrieg (letterlijk: "bliksemoorlog") is een uit het Duits overgenomen term die in drie verschillende hoofdbetekenissen gebruikt wordt, als aanduiding voor drie te onderscheiden tactieken: de Strategische Overval, de Gemechaniseerde Bewegingsoorlog en de Blitzkrieg in Eigenlijke Zin.
De Maginotlinie was een Franse verdedigingslinie aangelegd tussen 1930 en 1938 op de grens met België, Luxemburg en Duitsland in het noorden en met Italië in het zuiden.
Ook over de relatieve bewapening tussen Frankrijk en Duitsland bestaat er een hardnekkige legende: de Duitsers zouden een grote voorsprong hebben gehad. In werkelijkheid waren beide legers ongeveer even goed bewapend. Natuurlijk waren in de Franse strijdmacht vele tekortkomingen maar dat gold voor de Duitsers niet minder. In België en Nederland wordt het beeld dat men er tegenwoordig van heeft ongetwijfeld gekleurd door de toestand van de eigen strijdmachten. Het Belgische leger was redelijk uitgerust, er waren echter niet al te veel pantservoertuigen en er bestond een achterstand in de modernisering van de luchtmacht. Grote uitzondering was Nederland: terwijl men van de andere geallieerden slechts door de waarheid geweld aan te doen kan beweren dat ze zich nog op het niveau van de Eerste Wereldoorlog bevonden, was voor het Nederlandse leger zelfs dat niet waar. Door geringe materieelaankopen kon de helft van het leger niet in divisies opgesteld worden omdat de artillerie daartoe simpelweg ontbrak; op het laagste niveau waren de groepen en secties onvoldoende met machinegeweren en mortieren uitgerust. Het bewapeningsniveau was dat van een leger uit 1915. Er was niet één operationele tank. Aan de andere kant van het spectrum bevond zich het Britse leger: dat was de best uitgeruste strijdmacht ter wereld, bestaande uit beroepsmilitairen en volledig gemotoriseerd
FT-17 in 1940
Op het gebied van de gewapende pantservoertuigen hadden de geallieerden een duidelijk kwantitatief overwicht: ze zouden er zo'n 8.000 van inzetten tegenover de Duitsers 4.000. De kwaliteit van al die voertuigen liep sterk uiteen. De Fransen zetten nog zo'n 1590 tanks uit de Eerste Wereldoorlog in die sterk verouderd waren (FT-17, Char 2C). De Duitsers hadden relatief veel, zo'n 1.000, goedkope pantserwagens: iedere divisie had er in beginsel een peloton van voor de verkenning. Van de overige typen bestond het merendeel aan beide kanten uit lichte tanks. Bij de Duitsers waren dat lichtgepantserde snelle voertuigen zoals de Panzerkampfwagen II die samen met een kleine kern aan zwaardere tanks (Panzerkampfwagen III en IV) geconcentreerd waren in tien pantserdivisies
.PzKpfw II
A Panzerkampfwagen III
panzerkampfwagen 1V
De Fransen hadden veel goedgepantserde maar trage lichte infanterietanks zoals de Renault R35 of FCM 36 die geconcentreerd waren in zestien Groupements van brigadesterkte die dienden als een reserve op legerniveau. Net als de drie pantserdivisies van het wapen der infanterie, de Divisions Cuirassées, waren dit gespecialiseerde aanvalseenheden die eigenlijk alleen maar geschikt waren voor een doorbraak. Ze misten de organieke infanterie en artillerie om als mobiele reserve te dienen. Die taak was overgelaten aan het wapen der cavalerie. Net als de Duitsers had die maar een vierhonderd middelzware tanks van eigen makelij (SOMUA S35). Anders dan de Duitsers had men ervan afgezien daarmee een groot aantal pantserdivisies te vormen, grotendeels opgevuld met lichte types. Men had ze geconcentreerd in Gemechaniseerde Lichte Divisies (Divisions Légères Mécaniques, vaak fout vertaald met "Lichte Gemechaniseerde Divisies"). Dit waren de sterkste eenheden die in 1940 op het slagveld zouden verschijnen ("licht" betekent hier "mobiel", niet "licht bewapend") maar er waren er maar drie van. De Duitsers hadden dus drie maal zoveel gepantserde manoeuvre-eenheden op divisieniveau, iets wat hun een beslissend voordeel zou kunnen verschaffen als men erin zou slagen het Franse front te breken. Een wrang gegeven was dat van de tien Duitse Panzerdivisionen er drie uitgerust waren met een kern van middelzware Tsjechische tanks (Panzerkampfwagen 35(t) of 38(t)). De Entente deed haar best die achterstand zo snel mogelijk in te lopen. Men had al een driemaal hogere tankproductie en hoopte die voorsprong nog te vergroten om vele nieuwe pantserdivisies op te richten. Daarmee wilde men in 1941 een beslissend offensief tegen Duitsland voeren. Tot die pantserdivisies moesten ook een half dozijn Britse behoren waarvan de eerste net in Engeland in oprichting was.
Renault-R-35
The FCM 36
somua s35
panzerkampfwagen 35
pantzerkampfwagen 38
Omdat het Duitse succes in de campagne voor een belangrijk deel aan hun tanks te danken was, is in de populaire literatuur nogal eens de klemtoon gelegd op de vermeende geallieerde tekortkomingen op het gebied van antitankwapens. Er wordt op gewezen dat, hoewel veel Franse divisies uitgerust waren met het uitstekende 47 mm antitankkanon, de meeste het nog met het 25 mm kanon moesten stellen. Dit lichtere kanon was echter sterk genoeg om alle Duitse tanks op een normale gevechtsafstand te vernietigen en had een doorslagvermogen dat gelijk was aan dat van het Duitse standaard 37 mm PAK, dat zelf echter te licht was om het pantser van de meeste Franse tanks te doorslaan, die gemiddeld zwaarder gepantserd waren. Vaak wordt ook beweerd dat de Fransen een tekort zouden hebben gehad aan antitankmijnen en die pas in 1940 in gebruik aan het nemen waren. Dit is echter een mythe: de Franse stellingen waren naar de (overigens lage) normen van die tijd afdoende van antitankmijnen voorzien. Het probleem was juist dat ze er soms al zo lang lagen dat ze weer aan onderhoud toe waren.
Er moet op gewezen worden dat antitankwapens van het "bazooka"-type in 1940 nog niet waren uitgevonden. De infanterie gebruikte als draagbaar antitankwapen het antitankgeweer dat maar een zeer beperkt effect op pantservoertuigen had. Het belangrijkste punt in dit verband is echter dat volgens de Duitse doctrine pantserdivisies niet voor het doorbreken van een versterkte frontlijn gebruikt mochten worden omdat dat te veel schaarse zware tanks zou kosten. Ze moesten doorbraken van de infanterie uitbuiten. De Duitse tanks vermeden dus gebieden met een hoge concentratie aan antitankwapens, zodat de kwaliteiten daarvan niet doorslaggevend waren voor het verloop van de strijd.
Er moet op gewezen worden dat antitankwapens van het "bazooka"-type in 1940 nog niet waren uitgevonden. De infanterie gebruikte als draagbaar antitankwapen het antitankgeweer dat maar een zeer beperkt effect op pantservoertuigen had. Het belangrijkste punt in dit verband is echter dat volgens de Duitse doctrine pantserdivisies niet voor het doorbreken van een versterkte frontlijn gebruikt mochten worden omdat dat te veel schaarse zware tanks zou kosten. Ze moesten doorbraken van de infanterie uitbuiten. De Duitse tanks vermeden dus gebieden met een hoge concentratie aan antitankwapens, zodat de kwaliteiten daarvan niet doorslaggevend waren voor het verloop van de strijd.
antitankgeweer
47mm antitankkanon
Ook op het gebied van de artillerie was er een duidelijk kwantitatief geallieerd overwicht. De Fransen hadden zo'n 10.700 stukken geschut, de Belgen 1338, de Britten 1280 en de Nederlanders 656. De Duitsers bezaten maar 7378 stukken. Daar stond tegenover dat de Duitse stukken moderner waren en gemiddeld van een groter kaliber: ze gebruikten 105 mm houwitsers als standaardkanon, terwijl de Fransen nog voornamelijk met het 75 mm veldkanon waren uitgerust, waarvan men er uit de Eerste Wereldoorlog nog een groot aantal bezat. Veel Franse kanonnen bevonden zich ook in vaste opstellingen in vestingwerken. Het was dus niet zo dat een Franse divisie veel meer kanonnen had; meestal zestig tegenover 48 bij haar Duitse tegenhanger. Aan beide zijden was de organisatie van de artillerie niet al te modern: men paste geen gecentraliseerde vuurleiding op hoog niveau toe en de meeste affuiten werden nog door paarden voortgetrokken. Een positieve uitzondering was opnieuw het Britse leger. Een grote zwakte van het Duitse leger bestond in de lage munitievoorraden. Een intensieve campagne mocht maar zo'n zes weken duren want dan was men er voorlopig doorheen
105 mm houwitsers
75 mm veldkanon
Op het gebied van mankracht had Duitsland ten opzicht van Frankrijk het voordeel dat de bevolking tweemaal zo groot was en minder vergrijsd zodat het potentieel bijna driemaal hoger lag. Natuurlijk had ook de Entente een groot potentieel in de Britse Eilanden en de dominions. Daar werd de dienstplicht echter pas na het uitbreken van de oorlog ingevoerd (in Groot-Brittannië zelf al op 27 april 1939), zodat de potentie pas in 1941 tot gelding gebracht zou kunnen worden. Frankrijk compenseerde dit door meer dan een derde van de mannelijke weerbare bevolking onder de wapenen te roepen, zo'n 6,1 miljoen man. Dit aantal was al groter dan de hele Wehrmacht van 5,4 miljoen, maar de andere geallieerden voegden daar nog 2,7 miljoen aan toe voor een totaal van 8,8 miljoen. Daarvan waren de meeste Fransen en Belgen getraind; de meeste Britten en Nederlanders niet. Lang niet al die soldaten bevonden zich aan het front want luchtmacht, marine en vooral de ondersteunende diensten slokten het merendeel op. Er waren zo'n 2,2 miljoen Fransen in de gevechtszone en nog eens een half miljoen Britten in de British Expeditionary Force (BEF) en 600.000 Belgen en Nederlanders. Ook van de getrainde Franse troepen bestond een belangrijk deel uit negentien zogenaamde B-divisies: eenheden bemand met oudere mannen tussen de 30 en 45 jaar die eigenlijk weer helemaal opnieuw opgeleid en fit gemaakt moesten worden. De beste Franse infanterie-eenheden waren de achttien Divisions Coloniales, Africains, Nord-Africains en Marocains met "Senegalese" en Noord-Afrikaanse vrijwilligers
De 3,3 miljoen geallieerde frontsoldaten stonden tegenover zo'n drie miljoen Duitse tegenstanders. De Duitsers slaagden er dus niet in hun grotere potentieel te benutten. Dat kwam simpelweg doordat tussen 1918 en 1935 nauwelijks soldaten waren opgeleid. Pas in 1939 begon men haastig die jaarcohorten alsnog te trainen maar dat proces was nog lang niet voltooid. In mei 1940 had men het aantal divisies uitgebreid tot 157. Daarvan hadden slechts 79 hun opleiding afgesloten. Men zette er 93 aan het front in; de halfgetrainde aan de Rijn en tegen Nederland. Daarachter stonden 45 reservedivisies waarvan men het volstrekt onverantwoordelijk achtte ze echt in de strijd te werpen. Die 93 divisies moesten het opnemen tegen 93 Franse, 22 Belgische, tien Britse en negen Nederlandse divisies, dus tezamen 134; verder waren er vijftien geallieerde reservedivisies en twee Poolse en een Tsjechische divisie in oprichting. Binnen het Duitse leger heerste er dus een grote tegenstelling: aan de ene kant waren er 32 oorspronkelijke divisies van het vredesleger die de beste ter wereld waren in tactisch en operationeel opzicht; aan de andere kant bestond een kwart van de troepen uit veteranen uit de Eerste Wereldoorlog die men maar meteen weer opgesteld had zonder ze eerst in moderne gevechtsmethoden te trainen
division coloniales
Net als bij de andere wapens hadden de geallieerden op het gebied van vliegtuigen een kwantitatief overwicht: ze hadden een sterkte van zo'n 4500 vliegtuigen beschikbaar, zelfs zonder rekening te houden met die vliegtuigen op de Britse eilanden die in feite niet ingezet zouden worden, tegenover de Duitsers zo'n 3500. Hier schuilde echter een addertje onder het gras. De organieke sterkte van onmiddellijk inzetbare vliegtuigen bedroeg aan Duits kant ruim 2500 toestellen, aan geallieerde zijde nog geen 1500. Dit werd veroorzaakt door het feit dat bij de Entente de productie weliswaar hoog lag, maar de opleiding van piloten sterk achterliep
De Morane-Saulnier MS 406 was het standaard Franse jachtvliegtuig in mei 1940, tijdens de Slag om Frankrijk.
De voorloper van de MS 406 was de MS 405 uit 1935, een project voor een eenpersoons laagdekker met een inklapbaar landingsgestel. Toen het prototype daarvan een succes bleek, werden er in 1938 1061 besteld van een productieversie, de MS 406. Het type kenmerkte zich door een erg korte staart, een poging het gewicht laag te houden gezien de wat zwakke Hispano-Suiza 12 Y motor van 860 pk. Desalniettemin was de maximumsnelheid niet hoger dan een 486 km/u, duidelijk lager dan bij zijn tegenstander, de Duitse Messerschmitt Bf 109. De bewapening bestond uit een 20 mm kanon en twee 7,5 mm mitrailleuses, zoals de Franse machinegeweren heten.
De voorloper van de MS 406 was de MS 405 uit 1935, een project voor een eenpersoons laagdekker met een inklapbaar landingsgestel. Toen het prototype daarvan een succes bleek, werden er in 1938 1061 besteld van een productieversie, de MS 406. Het type kenmerkte zich door een erg korte staart, een poging het gewicht laag te houden gezien de wat zwakke Hispano-Suiza 12 Y motor van 860 pk. Desalniettemin was de maximumsnelheid niet hoger dan een 486 km/u, duidelijk lager dan bij zijn tegenstander, de Duitse Messerschmitt Bf 109. De bewapening bestond uit een 20 mm kanon en twee 7,5 mm mitrailleuses, zoals de Franse machinegeweren heten.
De Messerschmitt Bf 109 was een Duits jachtvliegtuig. Het werd voor het eerst ingezet tijdens de Spaanse Burgeroorlog, en was tijdens de Tweede Wereldoorlog in gebruik bij de Duitse Luftwaffe en haar bondgenoten. Bf is een afkorting van Bayerische Flugzeugwerke waar de door Willy Messerschmitt ontworpen toestellen werden gebouwd.
De kwaliteiten van dit toestel waren te vergelijken met de Spitfire van de RAF, zijn tegenstander in onder meer de Slag om Engeland. De Bf 109 vereiste hard werken bij een duikaanval, er was flink wat spierkracht nodig om het doel in het vizier te krijgen
De kwaliteiten van dit toestel waren te vergelijken met de Spitfire van de RAF, zijn tegenstander in onder meer de Slag om Engeland. De Bf 109 vereiste hard werken bij een duikaanval, er was flink wat spierkracht nodig om het doel in het vizier te krijgen
Een vliegtuig was in die tijd een goedkope constructie waarvan de massaproductie vrij eenvoudig te vergroten was; het trainen van ervaren piloten kon echter niet gehaast worden. In Duitsland was Hermann Göring, de tweede man in de nazipartij, hoofd van de Luftwaffe en het Wapen genoot een enorme status. Niet minder dan een miljoen man was er in dienst, vaak zonen uit de hogere middenklasse die zich zo aan de gevaarlijker frontdienst poogden te onttrekken. De Duitse piloten waren gemiddeld de beste ter wereld.
Werner Mölders (Gelsenkirchen, 18 maart 1913 - Breslau, 22 november 1941) was een Duits gevechtspiloot uit de Tweede Wereldoorlog. Hij was de meest succesvolle jachtpiloot uit de beginperiode van de oorlog. Hij was de eerste Duitser die meer dan 100 vijandige vliegtuigen neerschoot en hij werd onderscheiden met het diamanten ridderkruis. Uiteindelijk werd hij generaal van de jachtvliegers, de opperbevelhebber van alle Duitse jachtpiloten
Adolf Galland (Westerholt, 19 maart 1912 - Remagen, 9 februari 1996) was een beroemde Duitse gevechtspiloot en legerleider uit de Tweede Wereldoorlog.
Galland verwierf grote bekendheid toen hij tijdens de Slag om Engeland de succesvolste gevechtspiloot was. Later werd hij benoemd tot generaal en werd opperbevelhebber van alle Duitse jachtpiloten. Hiermee was hij na Hermann Göring de belangrijkste persoon binnen de Luftwaffe. Galland ontwierp tijdens de oorlog talloze briljante luchtstrategieën en werd door vriend en vijand bewonderd
Galland verwierf grote bekendheid toen hij tijdens de Slag om Engeland de succesvolste gevechtspiloot was. Later werd hij benoemd tot generaal en werd opperbevelhebber van alle Duitse jachtpiloten. Hiermee was hij na Hermann Göring de belangrijkste persoon binnen de Luftwaffe. Galland ontwierp tijdens de oorlog talloze briljante luchtstrategieën en werd door vriend en vijand bewonderd
Ook de kwaliteit van de Duitse vliegtuigen was wat beter dan die van de Franse; weliswaar liepen die maar zo'n half jaar achter in de technologische ontwikkeling maar die ging in die periode zo snel dat het standaard Franse jachtvliegtuig, de Morane-Saulnier MS 406, toch langzamer was dan zijn Duitse tegenhanger, de Messerschmitt Bf 109. De Franse luchtmacht besloot daarom vooral te proberen zelf te overleven door de eigen vliegvelden te beschermen. Daartoe waren ze uitstekend in staat, maar het betekende wel dat de Franse grondtroepen geen effectieve bescherming geboden kon worden tegen de vele Duitse middelzware bommenwerpers en duikbommenwerpers. Die bommenwerpers hadden naar moderne begrippen een lage trefzekerheid en bommenlast en ze waren niet echt in staat effectief samen te werken met snel oprukkende pantsertroepen — daar waren de verbindingen te traag en te onzeker voor. Wat ze echter uitstekend konden, was het veroorzaken van een totale paniek onder verdedigers van een vrij nauwe frontsector. Ze vormden hierdoor een machtig wapen bij een poging tot doorbraak. Heel veel Frans denkwerk was in de jaren voor de oorlog besteed aan het vinden van een oplossing voor die dreiging, maar ze was niet gevonden. Men hoopte er maar het beste van. Een belangrijke strategische bommenwerpermacht had Duitsland echter niet; daar had het geld voor ontbroken. Men was niet in staat de industrieën van de vijand op grote schaal te vernietigen en deed zijn best de wel bestaande Britse zware bommenwerpermacht niet te provoceren
Fall Rot was het militair plan van het Duitse OKW om Frankrijk aan te vallen en in te nemen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het was de tweede fase van de verovering van Frankrijk, begonnen op 5 juni 1940. Deze militaire actie werd uitgevoerd tijdens de Slag om Frankrijk, voorafgegaan door Fall Gelb. De uitkomst van Operatie Fall Gelb zou beslissen of Frankrijk aangevallen zou worden, dat was voor de inval nog niet zeker.
Operatie Fall Rot bestond uit twee suboperaties: eerst een voorbereidende aanval ten westen van de Somme, richting de Seine; het grote offensief begon op 9 juni 1940 bij de Aisne. Het Franse front werd doorbroken en de legers in de Maginotlinie werden op 17 juni afgesneden. Diezelfde dag vroeg Frankrijk om een wapenstilstand en op 25 juni capituleerde Frankrijk officieel.
Operatie Fall Rot bestond uit twee suboperaties: eerst een voorbereidende aanval ten westen van de Somme, richting de Seine; het grote offensief begon op 9 juni 1940 bij de Aisne. Het Franse front werd doorbroken en de legers in de Maginotlinie werden op 17 juni afgesneden. Diezelfde dag vroeg Frankrijk om een wapenstilstand en op 25 juni capituleerde Frankrijk officieel.
Dat Fall Gelb meteen gevolgd zou worden door een offensief om Frankrijk definitief te verslaan was vooraf allerminst zeker; het zou slechts overwogen worden indien de afloop van het eerste offensief daarvoor gunstige voorwaarden geschapen zou hebben. Dit nu was inderdaad het geval; terwijl de Duitse troepen hun gevechtskracht hadden behouden door geringe verliezen en munitieverbruik, was bijna de helft van de geallieerde divisies verslagen of verdreven, daaronder de beste gemotoriseerde en gepantserde eenheden. Toch was de toestand voor Frankrijk niet geheel hopeloos; het land had grote reserves aan materieel en mankracht en het Duitse numerieke overwicht was nog steeds niet overweldigend. Dit potentieel werd echter niet afdoende benut: belangrijke pantserreserves werden verkwist in nutteloze tegenaanvallen op de Duitse bruggenhoofden over de Somme, een te groot deel van de eenheden bleef achter de Maginotlinie liggen en er werden onvoldoende noodeenheden geformeerd
De duitse troepen breken door de franse linie's
Nog voor de sector afdoende kon worden versterkt, vielen de Duitsers al op 5 juni aan bij de Somme en infiltreerden hun pantsertroepen ondanks vaak harde gevechten vrij snel de Franse linies richting de Seine en versloegen de geallieerde pantserreserves. Op 9 juni begon oostelijk van Parijs het Duitse hoofdoffensief over de Aisne, waar de Franse linies hechter waren. Na enkele dagen hardnekkige weerstand te hebben geboden, werden de Franse divisies door de overmacht aan Duitse infanterie teruggedrongen. Er vielen gaten in het front die door de Duitse pantserdivisies snel werden uitgebuit. Opnieuw werden de Franse pantserreserves in felle gevechten verslagen en het Franse front begon uiteen te vallen. De slecht gemotoriseerde Franse infanteriedivisies waren niet in staat zich flexibel terug te trekken; eenheid na eenheid verloor elk verband. In de ordeloze vlucht die nu volgde, verwierven de Duitse pantsereenheden in wezen een strategische bewegingsvrijheid. Men rukte achter de Maginotlinie door op naar de Zwitserse grens die op 17 juni bereikt werd, zodat honderdduizenden Franse soldaten omsloten waren. Diezelfde dag vroeg het Franse opperbevel om een wapenstilstand. Op 25 juni volgde pas de officiële capitulatie en tot die tijd gingen de gevechten door. De vertraging was mede het gevolg van het feit dat er een nieuwe deelnemer aan de slag was: Italië.
Italië, dat in het geheel niet op een oorlog was voorbereid, had zich tot nu toe angstvallig onzijdig gehouden in het conflict, tot teleurstelling van de Duitsers, die vreesden elke steun hard nodig te hebben. Nu echter Frankrijk op het punt van instorten stond, haastte Mussolini zich om het buurland aan te vallen voordat hij te laat zou komen: hij had, zoals hij zei, nog even duizend Italiaanse doden nodig om aan de onderhandelingstafel de nodige eisen te kunnen stellen. Hij liet een begerig oog vallen op de westelijke gebieden van het oude koninkrijk Savoie, de Italiaans sprekende gebieden van Frankrijk, zijnde de streek rond Nice en het eiland Corsica en bovenal op Tunis. Het liefste had Mussolini al op 5 juni de oorlog verklaard maar op aandringen van Hitler, die zeer geïrriteerd was door het feit dat Italië zich pas met de gebeurtenissen meende te moeten bemoeien nu het voor Duitsland geen enkel voordeel meer kon opleveren, werd dit vijf dagen uitgesteld om de aandacht van de wereld niet van het Duitse offensief af te leiden.
Op de avond van 10 juni maakte Italië bekend zich om middernacht in staat van oorlog met Frankrijk te achten. Het opportunisme van de Italiaanse oorlogsverklaring riep alom reacties van grote weerzin op, met als meest beroemde wel die van president Roosevelt: On this tenth day of June, 1940, the hand that held the dagger has plunged it into the back of its neighbour ("Op deze tiende dag van juni, 1940, heeft de hand die de dolk vasthield, hem in de rug van zijn naaste gedreven").
Italië mobiliseerde 32 divisies van het Westelijke Podistrict en het kernleger; zo'n 16 divisies van het 1e en 4e Leger gingen op 21 juni tot een aanval over op vijf divisies van het Franse Alpenleger. Ondanks de grote overmacht liep het offensief overal vrijwel onmiddellijk vast. Het moreel van de Italiaanse troepen was zeer laag en men kwam meestal niet verder dan de Franse voorposten. Ongeveer 1241 Italiaanse soldaten kwamen om (velen door bevriezing in de Alpenpassen), zodat Mussolini zijn gewenste quota aan verliezen verkreeg. Hij werd tot zijn grote teleurstelling echter buiten de Duits-Franse wapenstilstandsonderhandelingen te Compiègne gehouden die op 22 juni, 18:50, tot een ondertekening leidden. Artikel 23 bepaalde dat de wapenstilstand in werking zou treden, zes uur nadat een wapenstilstand met Italië was ondertekend, wat op 24 juni, 18:35 (Franse tijd), te Rome gebeurde. Om 0:35 op 25 juni kwam er een impliciet officieel eind aan de gevechten en moesten alle omsloten Franse troepen capituleren; in feite weigerden tot in juli verschillende forten in de Maginotlinie zich over te geven. Van de vele territoriale verlangens van Mussolini werd slechts een smalle bezettingszone aan de Italiaans-Franse grens toegekend.