Market Garden
We beginnen met Market Garden, dat begon op zondag 17 september.
Wat was het doel?
- Bernard Montgomery (Field Marshal) wou zo snel mogelijk de oorlog eindigen voor de kerst 1944.
- Het plan was zeer ambitieus.
- Het plan was zo snel mogelijk de bruggen te veroveren over de Rijn , De Waal, De Maas.
- Deze bruggen moesten veroverd worden door de Britse en Amerikaanse luchtlanding divisies.
Wat was het doel?
- Bernard Montgomery (Field Marshal) wou zo snel mogelijk de oorlog eindigen voor de kerst 1944.
- Het plan was zeer ambitieus.
- Het plan was zo snel mogelijk de bruggen te veroveren over de Rijn , De Waal, De Maas.
- Deze bruggen moesten veroverd worden door de Britse en Amerikaanse luchtlanding divisies.
Het plan was zeer ambitieus en snelheid was van belang. Het Britse 30e Legerkorps, onder leiding van luitenant-generaal Brian Horrocks, moest vanuit België oprukken en binnen drie dagen in Arnhem zijn. Hiervoor moesten binnen deze drie dagen alle tussengelegen bruggen veroverd zijn. De Amerikaanse 101e Luchtlandingsdivisie (Screaming Eagles), onder leiding van generaal-majoor Maxwell D. Taylor, moest alle bruggen tussen Eindhoven en Veghel veiligstellen. De andere Amerikaanse luchtlandingsdivisie, de 82e Luchtlandingsdivisie (All-American), onder leiding van brigade-generaal James Gavin, kreeg de opdracht om alle bruggen tussen Grave en Nijmegen te veroveren. De Britse 1e Luchtlandingsdivisie, onder leiding van generaal-majoor Roy Urquhart, moest de bruggen over de Rijn bij Arnhem innemen. De Poolse 1e Onafhankelijke Parachutistenbrigade, onder leiding van generaal-majoor Stanisław Sosabowski, ondersteunden de Britten bij Oosterbeek, ter verdediging van de Rijn.
De operatie zou worden voorafgegaan door een bombardement om het Duitse luchtdoelgeschut en de vliegvelden in het zuiden van Nederland uit te schakelen.
Operatie Market omvatte het luchtlandingsplan en Operatie Garden het grondoffensief, samen werd dit Operatie Market Garden.
Operatie Market omvatte het luchtlandingsplan en Operatie Garden het grondoffensief, samen werd dit Operatie Market Garden.
Video
Video van: darkborn20000
Operatie Market was de codenaam van het luchtlandingsplan. In Groot-Brittannië was op 2 augustus het Eerste Geallieerde Luchtlandingsleger gevormd, onder bevel van de Amerikaanse luitenant-generaal Lewis Brereton. Drie geallieerde luchtlandingsdivisies zouden worden afgeworpen boven de Nederlandse steden Eindhoven, Arnhem en Nijmegen en de weg vrijmaken voor het 30e Legerkorps, dat opgesteld was nabij Leopoldsburg en via Joe's Bridge te Lommel oprukte richting Nederland. Op de eerste dag zou dit korps Eindhoven moeten hebben bereikt, op de tweede dag Nijmegen en op de derde dag Arnhem.
wist je dat...
Operatie Market Garden de grootse operatie was op Nederlands grondgebied tijdens WW2.
__________________________________________________________________________________________________________________
Eindhoven:
De Amerikaanse 101e Luchtlandingsdivisie, bijgenaamd de Screaming Eagles, onder bevel van generaal-majoor Maxwell D. Taylor, zou in het gebied rond Eindhoven worden gedropt. Er waren droppingzones in Best, Son, Sint-Oedenrode en Veghel. De divisie moest de bruggen over de rivier de Aa en Zuid-Willemsvaart bij Veghel, de brug over de Dommel bij Sint Oedenrode en de brug over het Wilhelminakanaal bij Son innemen. Vervolgens moesten de manschappen oprukken tot Eindhoven en daar contact zien te leggen met oprukkende grondtroepen van het 30e Legerkorps.
De Amerikaanse 101e Luchtlandingsdivisie, bijgenaamd de Screaming Eagles, onder bevel van generaal-majoor Maxwell D. Taylor, zou in het gebied rond Eindhoven worden gedropt. Er waren droppingzones in Best, Son, Sint-Oedenrode en Veghel. De divisie moest de bruggen over de rivier de Aa en Zuid-Willemsvaart bij Veghel, de brug over de Dommel bij Sint Oedenrode en de brug over het Wilhelminakanaal bij Son innemen. Vervolgens moesten de manschappen oprukken tot Eindhoven en daar contact zien te leggen met oprukkende grondtroepen van het 30e Legerkorps.
Nijmegen:
De Amerikaanse 82e Luchtlandingsdivisie, bijgenaamd All American, onder bevel van (toen nog) brigadegeneraal James Gavin, kreeg het gebied rond Nijmegen toegewezen. De droppingzones bevonden zich bij Groesbeek, Overasselt en Grave. Deze divisie had de taak om de hoogvlakte rondom Groesbeek te bezetten en de bruggen over de Waal bij Nijmegen, over de Maas bij Grave en ten minste één brug over het Maas-Waalkanaal in te nemen. De inname van de Waalbrug bij Nijmegen kreeg hierbij de laagste prioriteit, waardoor deze pas na enkele dagen van zware gevechten werd ingenomen.
De Amerikaanse 82e Luchtlandingsdivisie, bijgenaamd All American, onder bevel van (toen nog) brigadegeneraal James Gavin, kreeg het gebied rond Nijmegen toegewezen. De droppingzones bevonden zich bij Groesbeek, Overasselt en Grave. Deze divisie had de taak om de hoogvlakte rondom Groesbeek te bezetten en de bruggen over de Waal bij Nijmegen, over de Maas bij Grave en ten minste één brug over het Maas-Waalkanaal in te nemen. De inname van de Waalbrug bij Nijmegen kreeg hierbij de laagste prioriteit, waardoor deze pas na enkele dagen van zware gevechten werd ingenomen.
Arnhem:
De Britse 1e Luchtlandingsdivisie, onder bevel van generaal-majoor Roy Urquhart, zou landen nabij Arnhem. Er waren droppingzones in Wolfheze, Oosterbeek en Ede. Deze divisie moest de verkeersbrug in Arnhem veroveren en deze minstens 48 uur bezet houden, totdat er versterking zou komen vanuit het zuiden. Deze divisie zou steun krijgen van de Poolse 1e Onafhankelijke Parachutistenbrigade, onder bevel van generaal-majoor Stanisław Sosabowski die later werd gedropt.
De Britse 1e Luchtlandingsdivisie, onder bevel van generaal-majoor Roy Urquhart, zou landen nabij Arnhem. Er waren droppingzones in Wolfheze, Oosterbeek en Ede. Deze divisie moest de verkeersbrug in Arnhem veroveren en deze minstens 48 uur bezet houden, totdat er versterking zou komen vanuit het zuiden. Deze divisie zou steun krijgen van de Poolse 1e Onafhankelijke Parachutistenbrigade, onder bevel van generaal-majoor Stanisław Sosabowski die later werd gedropt.
__________________________________________________________________________________________________________________
Het Britse 30e Legerkorps, onder leiding van luitenant-generaal Brian Horrocks, moest uit het bruggenhoofd over het Maas-Scheldekanaal bij Lommel oprukken over de door de luchtlandingstroepen vrijgemaakte route. Ze moesten de route volgen over de as Eindhoven, Sint-Oedenrode, Veghel, Uden, Grave, Nijmegen en Arnhem. Van daaruit moest het korps doorstoten naar het IJsselmeer om de Duitse troepen in West-Nederland af te snijden. Hierna moesten er bij Doesburg, Zutphen en Deventer bruggenhoofden over de IJssel worden geslagen, waarna men direct kon doorstoten naar het Ruhrgebied.
De voorhoede van het Britse 30e Legerkorps werd gevormd door de pantserdivisie "Grenadier Guards". Daarachter kwamen de 43e Wessex- en de 50e Northhumberland-infanteriedivisie. Ten slotte volgden nog de Britse 8e pantserbrigade en de Nederlandse Prinses Irene Brigade.
De Koninklijke Nederlandse Brigade 'Prinses Irene' (PIB) was een Nederlands legeronderdeel dat voortkwam uit Nederlandse troepen die in mei 1940 naar Engeland konden ontkomen en verder bestond uit Engelandvaarders en Nederlanders uit het buitenland die bij de brigade hun dienstplicht vervulden of zich vrijwillig bij de brigade meldden. Opgericht in 11 januari 1941.
Het Britse 30e Legerkorps bestond uit ruim 50.000 manschappen en omvatte ongeveer 22.000 voertuigen. Dit moest tot aan Arnhem over slechts één weg worden verplaatst. De grondoperatie was dus zeer kwetsbaar voor tegenaanvallen. Om de kwetsbaarheid ietwat te verminderen, werden nog twee legerkorpsen ingezet om de flanken te beveiligen. Het Britse 8e Legerkorps dekte de rechterflank, terwijl de linkerflank werd beschermd door het Britse 12e Legerkorps.
Landing bij Eindhoven:
De Amerikaanse 101e Luchtlandingsdivisie had boven het door de geallieerde veroverde België een rustige vlucht gehad. Toen ze bij de Belgisch-Nederlandse grens waren, zagen ze lange colonnes van het Britse 30e Legerkorps klaarstaan. Al snel over de grens werden de vliegtuigen van de 101e Luchtlandingsdivisie stevig onder vuur genomen. De langzaam en laagvliegende vliegtuigen waren, zeker op klaarlichte dag, een eenvoudig doelwit voor het Duitse afweergeschut. In tegenstelling tot in Normandië, bleven de formaties ditmaal wel gesloten en werd er dwars door het afweergeschut naar de landingsgebieden gevlogen.
De Amerikaanse 101e Luchtlandingsdivisie had boven het door de geallieerde veroverde België een rustige vlucht gehad. Toen ze bij de Belgisch-Nederlandse grens waren, zagen ze lange colonnes van het Britse 30e Legerkorps klaarstaan. Al snel over de grens werden de vliegtuigen van de 101e Luchtlandingsdivisie stevig onder vuur genomen. De langzaam en laagvliegende vliegtuigen waren, zeker op klaarlichte dag, een eenvoudig doelwit voor het Duitse afweergeschut. In tegenstelling tot in Normandië, bleven de formaties ditmaal wel gesloten en werd er dwars door het afweergeschut naar de landingsgebieden gevlogen.
Landing bij Nijmegen:
Waar de 101e Luchtlandingsdivisie een rustige vlucht over het bevrijde België had, moest de 82e Luchtlandingsdivisie over een groot deel van Nederland vliegen. Hierdoor was de vlucht een stuk onrustiger. Niet ver van Vught, waar Kurt Student zijn hoofdkwartier had, stortte een Amerikaans zweefvliegtuig neer. Een door Student uitgezonden verkenningseenheid vond in de borstzakken van een dode officier het complete plan van Operatie Market Garden. Niet veel later had Student het plan op zijn bureau liggen en wisten de Duitsers wat de geallieerden allemaal van plan waren.
Waar de 101e Luchtlandingsdivisie een rustige vlucht over het bevrijde België had, moest de 82e Luchtlandingsdivisie over een groot deel van Nederland vliegen. Hierdoor was de vlucht een stuk onrustiger. Niet ver van Vught, waar Kurt Student zijn hoofdkwartier had, stortte een Amerikaans zweefvliegtuig neer. Een door Student uitgezonden verkenningseenheid vond in de borstzakken van een dode officier het complete plan van Operatie Market Garden. Niet veel later had Student het plan op zijn bureau liggen en wisten de Duitsers wat de geallieerden allemaal van plan waren.
Landing bij Arnhem:
In de morgen en middag vlak voor de landingen werd de omgeving van Arnhem en de stad zelf flink aangevallen door jachtvliegtuigen. Zij hadden het voornamelijk voorzien op het Duitse luchtdoelgeschut. Het centrum van Arnhem liep hierbij ook aanzienlijke schade op.
In de omgeving van Heelsum en Wolfheze landden in de middag de parachutisten en zweefvliegtuigen van de Britse eerst luchtlandingsdivisie onder generaal-majoor Roy Urquhart.
In de morgen en middag vlak voor de landingen werd de omgeving van Arnhem en de stad zelf flink aangevallen door jachtvliegtuigen. Zij hadden het voornamelijk voorzien op het Duitse luchtdoelgeschut. Het centrum van Arnhem liep hierbij ook aanzienlijke schade op.
In de omgeving van Heelsum en Wolfheze landden in de middag de parachutisten en zweefvliegtuigen van de Britse eerst luchtlandingsdivisie onder generaal-majoor Roy Urquhart.
De landingen werden perfect uitgevoerd en er was geen weerstand. Urquhart vestigde zijn hoofdkwartier aan de bosrand. Hoewel er geen Duitsers te bekennen waren, waren er al direct problemen voor de Britten. De radioapparatuur deed het niet goed en de radiotelegrafisten hadden de grootste moeite om contact te krijgen met andere bataljons, laat staan het opperbevel in Groot-Brittannië. Bovendien hoorde Urquhart dat een groot deel van de verkenningseenheid van majoor Freddy Gough niet aangekomen was. Dit bericht bleek later onjuist te zijn maar de jeeps die de opdracht hadden snel in een "coup de main" de brug te bezetten liepen direct na vertrek van het landingsterrein in een hinderlaag bij Wolfheze. De brug kon dus niet "snel" bezet worden.
Maandag, 18 september:
Op 18 september werd Eindhoven door de 101e Luchtlandingsdivisie veroverd. Het Britse landleger maakte in de middag met deze divisie contact. Er werd direct doorgestoten naar Son, waar begonnen werd met het bouwen van een Baileybrug. Ondertussen hadden het 2e en 3e bataljon van het 501e Parachute Infantry (Geronimo) Regiment, die geland waren op De Dubbelen, tussen Eerde en Veghel deze plaatsen versterkt met het oog op een op handen zijnde Duits tegenaanval. Die begon op 18 september, toen Duitse troepen via het Duitse Lijntje vanuit Schijndel de aanval op Veghel openden. Ondertussen werden de Amerikanen in Eerde vanuit de ten zuidoosten van het dorp gelegen zandduinen door Duitse troepen bestookt.
Op 18 september werd Eindhoven door de 101e Luchtlandingsdivisie veroverd. Het Britse landleger maakte in de middag met deze divisie contact. Er werd direct doorgestoten naar Son, waar begonnen werd met het bouwen van een Baileybrug. Ondertussen hadden het 2e en 3e bataljon van het 501e Parachute Infantry (Geronimo) Regiment, die geland waren op De Dubbelen, tussen Eerde en Veghel deze plaatsen versterkt met het oog op een op handen zijnde Duits tegenaanval. Die begon op 18 september, toen Duitse troepen via het Duitse Lijntje vanuit Schijndel de aanval op Veghel openden. Ondertussen werden de Amerikanen in Eerde vanuit de ten zuidoosten van het dorp gelegen zandduinen door Duitse troepen bestookt.
Dinsdag, 19 september:
Op 19 september leek het Operatie Market Garden voor de wind te gaan: de grondtroepen hadden de brug bij Son gerepareerd, Britse tanks versterkten de ingenomen kanaalbrug bij Veghel en na een korte rit door het niemandsland tussen Veghel en Grave werd de link gelegd met de 82e Luchtlandingsdivisie. De verkeersbrug bij Niftrik was opnieuw veroverd, de brug bij Nijmegen kon echter opnieuw niet veroverd worden. Rondom Son werden zware Duitse tegenaanvallen gestopt. Het dorp Eerde onder Veghel was wederom in Duitse handen gevallen, waardoor de Duitsers op minder dan een kilometer afstand van de corridor zaten. Kolonel Johnson, die bang was dat de troepen in Veghel geïsoleerd kwamen te liggen, besloot om een deel van zijn regiment voor een tegenaanval naar Eerde te sturen.
Op 19 september leek het Operatie Market Garden voor de wind te gaan: de grondtroepen hadden de brug bij Son gerepareerd, Britse tanks versterkten de ingenomen kanaalbrug bij Veghel en na een korte rit door het niemandsland tussen Veghel en Grave werd de link gelegd met de 82e Luchtlandingsdivisie. De verkeersbrug bij Niftrik was opnieuw veroverd, de brug bij Nijmegen kon echter opnieuw niet veroverd worden. Rondom Son werden zware Duitse tegenaanvallen gestopt. Het dorp Eerde onder Veghel was wederom in Duitse handen gevallen, waardoor de Duitsers op minder dan een kilometer afstand van de corridor zaten. Kolonel Johnson, die bang was dat de troepen in Veghel geïsoleerd kwamen te liggen, besloot om een deel van zijn regiment voor een tegenaanval naar Eerde te sturen.
Woensdag, 20 september:
Op 20 september lukte het eindelijk om de brug bij Nijmegen te veroveren. De Duitsers hadden explosieven aangebracht aan de Waalbrug, maar deze werden niet tot ontploffing gebracht, mogelijk mede door sabotage van verzetsstrijder Jan van Hoof. De manschappen van de 82e staken in canvasbootjes onder zwaar vuur van de Duitsers de Waal over en wisten, met grote verliezen, de spoor- en verkeersbrug te veroveren. Deze Waaloversteek wordt nu door het Amerikaanse leger als een van hun meest heroïsche daden beschouwd. Tegen de tijd dat de brug in geallieerde handen was, was het avond en waren er niet genoeg grondtroepen beschikbaar om meteen de aanval richting Arnhem te beginnen. In Nijmegen werd op dat moment nog hard gevochten.
Op 20 september lukte het eindelijk om de brug bij Nijmegen te veroveren. De Duitsers hadden explosieven aangebracht aan de Waalbrug, maar deze werden niet tot ontploffing gebracht, mogelijk mede door sabotage van verzetsstrijder Jan van Hoof. De manschappen van de 82e staken in canvasbootjes onder zwaar vuur van de Duitsers de Waal over en wisten, met grote verliezen, de spoor- en verkeersbrug te veroveren. Deze Waaloversteek wordt nu door het Amerikaanse leger als een van hun meest heroïsche daden beschouwd. Tegen de tijd dat de brug in geallieerde handen was, was het avond en waren er niet genoeg grondtroepen beschikbaar om meteen de aanval richting Arnhem te beginnen. In Nijmegen werd op dat moment nog hard gevochten.
Donderdag, 21 september:
Op 21 september werd in alle vroegte door de Duitsers het laatste Britse verzet bij de brug opgeruimd, waarna de brug door de Duitsers onmiddellijk werd gebruikt om versterkingen aan te voeren die de aanval van de Britse grondtroepen richting Arnhem moesten tegenhouden. De Duitse aanval begon in alle vroegte maar werd al snel tot staan gebracht, verder dan Elst op 5 km van de brug bij Arnhem kwamen de Duitsers niet. Bij Driel landde het merendeel van de Poolse brigade; een deel van de vliegtuigen keerde terug naar Groot-Brittannië zonder de parachutisten te droppen. In Oosterbeek probeerden de Duitsers de perimeter van de Rijn te scheiden maar na zware gevechten bleef de perimeter nagenoeg hetzelfde. Dit was mede dankzij de hulp van de zware artillerie van de Britse grondtroepen.
Vrijdag, 22 september:
Op 22 september werd de geplande zware Duitse aanval op de Britse parachutisten in de perimeter uitgesteld. Direct zetten de Duitsers 2.500 man in tegen de op 21 september gelande Polen. Een verkenningsonderdeel van het Britse 30e Legerkorps wist via achterafwegen Driel te bereiken, waarmee de laatste link gelegd was. Onmiddellijk werden er plannen gemaakt om de perimeter rondom Oosterbeek te versterken met Poolse para's. Hier kwam echter weinig van terecht. De Polen moesten de Duitsers afslaan en zij hadden nauwelijks boten. Bovendien lag de oversteekplaats onder Duits vuur vanaf de hoge oeverwal bij de Westerbouwing. Uiteindelijk werden er ongeveer 50 Polen in rubberbootjes de Rijn overgezet.
Op 21 september werd in alle vroegte door de Duitsers het laatste Britse verzet bij de brug opgeruimd, waarna de brug door de Duitsers onmiddellijk werd gebruikt om versterkingen aan te voeren die de aanval van de Britse grondtroepen richting Arnhem moesten tegenhouden. De Duitse aanval begon in alle vroegte maar werd al snel tot staan gebracht, verder dan Elst op 5 km van de brug bij Arnhem kwamen de Duitsers niet. Bij Driel landde het merendeel van de Poolse brigade; een deel van de vliegtuigen keerde terug naar Groot-Brittannië zonder de parachutisten te droppen. In Oosterbeek probeerden de Duitsers de perimeter van de Rijn te scheiden maar na zware gevechten bleef de perimeter nagenoeg hetzelfde. Dit was mede dankzij de hulp van de zware artillerie van de Britse grondtroepen.
Vrijdag, 22 september:
Op 22 september werd de geplande zware Duitse aanval op de Britse parachutisten in de perimeter uitgesteld. Direct zetten de Duitsers 2.500 man in tegen de op 21 september gelande Polen. Een verkenningsonderdeel van het Britse 30e Legerkorps wist via achterafwegen Driel te bereiken, waarmee de laatste link gelegd was. Onmiddellijk werden er plannen gemaakt om de perimeter rondom Oosterbeek te versterken met Poolse para's. Hier kwam echter weinig van terecht. De Polen moesten de Duitsers afslaan en zij hadden nauwelijks boten. Bovendien lag de oversteekplaats onder Duits vuur vanaf de hoge oeverwal bij de Westerbouwing. Uiteindelijk werden er ongeveer 50 Polen in rubberbootjes de Rijn overgezet.
Zaterdag, 23 september:
Op 23 september werd rondom de perimeter hard gevochten en de Duitsers probeerden met sluipschutters en artilleriebeschietingen de Britse para's murw te maken. Deze hadden een chronisch gebrek aan voedsel, medicijnen en munitie. Het grootste gedeelte van de dagelijkse droppings kwam in vijandelijke handen terecht. Nog eens 150 Polen van het 3e Bataljon wisten de Rijn over te steken en versterkten de perimeter. Alle overgebleven burgers uit Arnhem, Oosterbeek, Renkum en Wageningen werden geëvacueerd door de Duitsers.
Zondag, 24 september:
Op 24 september bedachten de generaals van het 30e Britse Legerkorps een halfslachtige poging om de perimeter te versterken en hielden de Conferentie van Valburg. In de avond staken de 4th Dorsets de Rijn over maar zij kwamen door de Duitse beschietingen vanaf de Westerbouwing zo verspreid terecht dat maar heel weinigen de perimeter bereikten. Bij Veghel (Koevering) werd de geallieerde corridor opnieuw door Duitse troepen doorbroken. Dit was de nekslag voor de operatie. Er werd besloten om de overgebleven troepen uit de perimeter te evacueren.
Op 23 september werd rondom de perimeter hard gevochten en de Duitsers probeerden met sluipschutters en artilleriebeschietingen de Britse para's murw te maken. Deze hadden een chronisch gebrek aan voedsel, medicijnen en munitie. Het grootste gedeelte van de dagelijkse droppings kwam in vijandelijke handen terecht. Nog eens 150 Polen van het 3e Bataljon wisten de Rijn over te steken en versterkten de perimeter. Alle overgebleven burgers uit Arnhem, Oosterbeek, Renkum en Wageningen werden geëvacueerd door de Duitsers.
Zondag, 24 september:
Op 24 september bedachten de generaals van het 30e Britse Legerkorps een halfslachtige poging om de perimeter te versterken en hielden de Conferentie van Valburg. In de avond staken de 4th Dorsets de Rijn over maar zij kwamen door de Duitse beschietingen vanaf de Westerbouwing zo verspreid terecht dat maar heel weinigen de perimeter bereikten. Bij Veghel (Koevering) werd de geallieerde corridor opnieuw door Duitse troepen doorbroken. Dit was de nekslag voor de operatie. Er werd besloten om de overgebleven troepen uit de perimeter te evacueren.
Maandag, 25 september:
Op 25 september werden de hele dag voorbereidingen getroffen om de para’s uit Oosterbeek te evacueren. Boten werden gereed gemaakt en de tactiek werd nog eens doorgenomen. De Polen zouden als laatste de overtocht maken, nadat ze de Britten hadden gedekt in hun overtocht
Dinsdag, 26 september:
In de nacht vond de grootschalige evacuatie plaats. In barre weersomstandigheden en onder dekking van zware artilleriebeschietingen vanuit Nijmegen, voeren stormboten van de 43e Infanteriedivisie af en aan om de ongeveer 2400 manschappen naar de zuidelijke Rijnoever te brengen. Er waren echter te weinig boten, waardoor niet iedereen kon worden overgezet. Die nacht slaagde 2163 man erin om de rivier over te steken. Bij het aanbreken van de dag werd de evacuatie gestaakt. Duits vuur maakte verder gaan onmogelijk. De gewonden werden samen met de medische eenheden achtergelaten.
Op 25 september werden de hele dag voorbereidingen getroffen om de para’s uit Oosterbeek te evacueren. Boten werden gereed gemaakt en de tactiek werd nog eens doorgenomen. De Polen zouden als laatste de overtocht maken, nadat ze de Britten hadden gedekt in hun overtocht
Dinsdag, 26 september:
In de nacht vond de grootschalige evacuatie plaats. In barre weersomstandigheden en onder dekking van zware artilleriebeschietingen vanuit Nijmegen, voeren stormboten van de 43e Infanteriedivisie af en aan om de ongeveer 2400 manschappen naar de zuidelijke Rijnoever te brengen. Er waren echter te weinig boten, waardoor niet iedereen kon worden overgezet. Die nacht slaagde 2163 man erin om de rivier over te steken. Bij het aanbreken van de dag werd de evacuatie gestaakt. Duits vuur maakte verder gaan onmogelijk. De gewonden werden samen met de medische eenheden achtergelaten.
Bunkers in Nederland
Hellevoetsluis (Rockanje)
We konden niet bij de Bunker(s) komen omdat er prikkeldraad voor stond voor explosie gevaar.
Oostvoorne (Strand)
Hoek van Holland
Deze bunkers waren een deel van de Atlantic-Wall.
Monument Hoek van Holland
Deze kinderen wachten tot de boot aankomt die hun zal vervoeren naar Engeland om te vluchten uit Nederland voor de Duiters
Monument Spijkenisse
Dit is een propeller die is gevonden door een paar ouders in 1976 en is sindsdien een monument geworden.
engelse Begraafplaats (Airborne Begraafplaats) - Arnhem Oosterbeek
In de buurt van Arnhem (Oosterbeek) bevind zich een Amerikaanse Begraafplaats genaamd Airborne War Cemetry waar zo'n 1754 soldaten van Polen, Amerikaanse en Britse soldaten liggen begraven, ook liggen er 8 Nederlandse soldaten. De meeste zijn omgekomen tijdens de slag om Arnhem tijdens Operatie Market Garden op september 1944.
De Duitse aanval op Nederland in de meidagen van 1940 begon op 10 mei en betekende voor Nederland het begin van de Tweede Wereldoorlog. Duitsland viel gelijktijdig ook Luxemburg en België binnen als onderdeel van Fall Gelb. Op 14 mei eisten de Duitsers de overgave van Rotterdam; de stad werd daarop overgegeven, maar werd toch gebombardeerd. Na dit bombardement besloot het Nederlandse leger te capituleren. Deze capitulatie vond plaats op de nacht van woensdag 15 mei in het dorpje Rijsoord (gemeente Ridderkerk, gelegen ten zuiden van Rotterdam) in een school die dienst had gedaan als hoofdkwartier van generaal Kurt Student, bevelhebber over het Luftlandekorps. Tegenwoordig is de school een museum.
Opperbevelhebber generaal Henri Winkelman tekende voor capitulatie. Aan Duitse zijde was generaal Georg von Küchler de hoogste officier. De capitulatie gold niet voor de provincie Zeeland, waar nog enkele dagen strijd werd geleverd totdat een bombardement op Middelburg ook de overgave van Zeeland forceerde. De hierop volgende bezetting duurde 5 jaar. De hoop was dat de Fransen en Engelsen snel Nederland weer zouden bevrijden maar na de evacuatie uit Duinkerke, waar de geallieerden maar ternauwernood aan omsingeling ontsnapten, volgde de capitulatie van Frankrijk
opperbevelhebber generaal henri winkelman...
geboren 17 augustus 1876 maastricht.
gestorven 27 december 1952 soesterberg
geboren 17 augustus 1876 maastricht.
gestorven 27 december 1952 soesterberg
Het algemene Duitse aanvalsplan was verdeeld over drie legergroepen. Legergroep C onder Von Leeb bleef gelegerd tegenover de Franse Maginotlinie. Legergroep B onder Von Bock bestond uit twee legers. Küchlers 18e leger, waaronder een pantserdivisie en luchtlandingssteun, zou Nederland aanvallen. Reichenaus 6e leger, met twee pantserdivisies, zou over de Belgische vlakte oprukken. Het sterkst was Legergroep A onder Von Rundstedt. Deze legergroep bestond uit Kluges 4e leger, Lists 12e leger, Busch' 16e leger, en Von Weichs' 2e leger. Deze legergroep telde anderhalf miljoen man en 1200 tanks. Het Franse leger telde 2.200.000 man.
Voor de aanval op Nederland werden ingezet: generaal Von Küchlers 18e leger, versterkt met de 9e pantserdivisie, een SS-divisie en een SS-regiment. Dit leger was verdeeld in twee korpsen plus een versterkte cavaleriedivisie. Het 10e korps, twee infanteriedivisies versterkt met twee SS-regimenten, had tot taak door Gelderland de Nederlandse hoofdverdediging bij de Grebbelinie aan te vallen.
Het 26e korps (twee infanteriedivisies, twee reserve-infanteriedivisies, twee SS-regimenten en een pantserdivisie), zou door Noord-Brabant aanvallen en met de infanteriedivisies door de Peel-Raamstelling breken, waarna het met de 9e pantserdivisie voorop over de Moerdijkbrug naar Den Haag zou oprukken. Generaal Student zou met de 7e Flieger Division (parachutisten en luchtlandingstroepen) de Moerdijkbruggen en de bruggen bij Dordrecht en Rotterdam bezetten. Generaal Von Sponeck landde met de 22e luchtlandingsdivisie bij Den Haag. De 1e cavaleriedivisie zou Noord-Nederland (Groningen, Friesland) voor haar rekening nemen.
Het Duitse 6e Leger (vier legerkorpsen) nam tevens deel aan de slagen langs de Maas en de Peel-Raamstelling en boog daarna geleidelijk aan af naar België.
Voor de aanval op Nederland werden ingezet: generaal Von Küchlers 18e leger, versterkt met de 9e pantserdivisie, een SS-divisie en een SS-regiment. Dit leger was verdeeld in twee korpsen plus een versterkte cavaleriedivisie. Het 10e korps, twee infanteriedivisies versterkt met twee SS-regimenten, had tot taak door Gelderland de Nederlandse hoofdverdediging bij de Grebbelinie aan te vallen.
Het 26e korps (twee infanteriedivisies, twee reserve-infanteriedivisies, twee SS-regimenten en een pantserdivisie), zou door Noord-Brabant aanvallen en met de infanteriedivisies door de Peel-Raamstelling breken, waarna het met de 9e pantserdivisie voorop over de Moerdijkbrug naar Den Haag zou oprukken. Generaal Student zou met de 7e Flieger Division (parachutisten en luchtlandingstroepen) de Moerdijkbruggen en de bruggen bij Dordrecht en Rotterdam bezetten. Generaal Von Sponeck landde met de 22e luchtlandingsdivisie bij Den Haag. De 1e cavaleriedivisie zou Noord-Nederland (Groningen, Friesland) voor haar rekening nemen.
Het Duitse 6e Leger (vier legerkorpsen) nam tevens deel aan de slagen langs de Maas en de Peel-Raamstelling en boog daarna geleidelijk aan af naar België.
moerdijkbrug 1940
De Nederlandse verdediging bestond uit drie linies. De voorste linie bestond uit linies langs de IJssel en Maas, en de Wonsstelling.
De hoofdverdediging bestond uit de Stelling Kornwerderzand (Afsluitdijk) en de Grebbelinie, die van het IJsselmeer tot de Rijn liep. Hier ging de Grebbelinie via de grote rivieren en de Betuwestelling over in de zuidelijke hoofdverdediging Peel-Raamstelling. De Grebbelinie was relatief nieuw. Toen op 6 februari 1940 de 63-jarige luitenant-generaal Henri Winkelman generaal Reijnders opvolgde als opperbevelhebber van de Nederlandse strijdkrachten, concludeerde Winkelman dat de Nieuwe Hollandse Waterlinie te dicht bij Amsterdam en Utrecht lag om deze steden goed te kunnen verdedigen. Hij legde daarom de nadruk op de Grebbelinie. In het verlengde van de Grebbelinie liep de Betuwelinie die in Noord-Brabant werd voortgezet als Peel-Raamstelling, meestal kortweg Peellinie genoemd.
De Vesting Holland, achter genoemde Hollandse waterlinie, vormde de laatste terugvalmogelijkheid. Deze linie beschermde alleen het hart van Holland met de grote bevolkingscentra.
Het zuiden van de Vesting Holland werd begrensd en verdedigd langs de grote rivieren. Hier liepen de stellingen langs de Linge, Waal, Maas en Merwede. Bij Moerdijk was een stelling ten zuiden en noorden van de bruggen voorbereid.
In de provincie Zeeland werd alleen het hoofdeiland Zuid-Beveland/Walcheren met een linie versterkt. Voorste linie was hier de Bathstelling met hoofdweerstand langs de Zanddijkstelling.
De hoofdverdediging bestond uit de Stelling Kornwerderzand (Afsluitdijk) en de Grebbelinie, die van het IJsselmeer tot de Rijn liep. Hier ging de Grebbelinie via de grote rivieren en de Betuwestelling over in de zuidelijke hoofdverdediging Peel-Raamstelling. De Grebbelinie was relatief nieuw. Toen op 6 februari 1940 de 63-jarige luitenant-generaal Henri Winkelman generaal Reijnders opvolgde als opperbevelhebber van de Nederlandse strijdkrachten, concludeerde Winkelman dat de Nieuwe Hollandse Waterlinie te dicht bij Amsterdam en Utrecht lag om deze steden goed te kunnen verdedigen. Hij legde daarom de nadruk op de Grebbelinie. In het verlengde van de Grebbelinie liep de Betuwelinie die in Noord-Brabant werd voortgezet als Peel-Raamstelling, meestal kortweg Peellinie genoemd.
De Vesting Holland, achter genoemde Hollandse waterlinie, vormde de laatste terugvalmogelijkheid. Deze linie beschermde alleen het hart van Holland met de grote bevolkingscentra.
Het zuiden van de Vesting Holland werd begrensd en verdedigd langs de grote rivieren. Hier liepen de stellingen langs de Linge, Waal, Maas en Merwede. Bij Moerdijk was een stelling ten zuiden en noorden van de bruggen voorbereid.
In de provincie Zeeland werd alleen het hoofdeiland Zuid-Beveland/Walcheren met een linie versterkt. Voorste linie was hier de Bathstelling met hoofdweerstand langs de Zanddijkstelling.
Op X-Zeit, om 05:35 uur Duitse tijd (03:55 uur Nederlandse tijd) begon de Duitse invasie. Zes pantsertreinen overschreden de Duits-Nederlandse grens. Tegelijkertijd vlogen grote eskaders van de Luftwaffe over Nederland. Nederland kende toen nog de Amsterdamse Tijd, dat wil zeggen twintig minuten later dan Greenwich; bovendien gold in Nederland geen zomertijd. Dientengevolge was er een tijdsverschil van één uur en 40 minuten tussen Nederland en Duitsland.
Om 3:50 uur Nederlandse tijd meldde kolonel Van Alphen, de sous-chef van de Staf van de Landmacht aan de Opperbevelhebber der Land- en Zeemacht generaal Winkelman: "Grensoverschrijding bij Kerkrade en Vaals."
Het Luchtwachtbureau liet de Hilversumse radio melden dat "honderden vreemde vliegtuigen van onbekende nationaliteit de oostgrens passeren in westelijke richting". In Den Haag stond minister van Oorlog Dijxhoorn om vier uur net op het punt het Luchtwachtbureau te verzoeken "op te houden paniek te zaaien", toen berichten uit andere bron de inval bevestigden.
Duitse overvalpatrouilles, onderdeel van 'Batallions zur besonderen Verwendung', overschreden in nagemaakte Nederlandse marechaussee-uniformen op diverse plaatsen de grens. De troepen hadden de opdracht de bruggen bij Westervoort, Doesburg, Zutphen en Deventer veilig te stellen, daarmee de IJssellinie slechtend, en zo een ongehinderde doorgang verschaffen naar de Grebbelinie. Ongeveer 15 Duitsers betraden de bruggen bij Westervoort en zochten naar ontstekingsleidingen om die onklaar te maken. Toen zijn wachtposten binnen waren, liet adjudant Van Viersen de brug ontploffen. De brugdelen stortten met de Duitse soldaten in de rivier. Dit gebeurde om 4:45 Nederlandse tijd. Even later werd de brug bij Deventer opgeblazen
Om 3:50 uur Nederlandse tijd meldde kolonel Van Alphen, de sous-chef van de Staf van de Landmacht aan de Opperbevelhebber der Land- en Zeemacht generaal Winkelman: "Grensoverschrijding bij Kerkrade en Vaals."
Het Luchtwachtbureau liet de Hilversumse radio melden dat "honderden vreemde vliegtuigen van onbekende nationaliteit de oostgrens passeren in westelijke richting". In Den Haag stond minister van Oorlog Dijxhoorn om vier uur net op het punt het Luchtwachtbureau te verzoeken "op te houden paniek te zaaien", toen berichten uit andere bron de inval bevestigden.
Duitse overvalpatrouilles, onderdeel van 'Batallions zur besonderen Verwendung', overschreden in nagemaakte Nederlandse marechaussee-uniformen op diverse plaatsen de grens. De troepen hadden de opdracht de bruggen bij Westervoort, Doesburg, Zutphen en Deventer veilig te stellen, daarmee de IJssellinie slechtend, en zo een ongehinderde doorgang verschaffen naar de Grebbelinie. Ongeveer 15 Duitsers betraden de bruggen bij Westervoort en zochten naar ontstekingsleidingen om die onklaar te maken. Toen zijn wachtposten binnen waren, liet adjudant Van Viersen de brug ontploffen. De brugdelen stortten met de Duitse soldaten in de rivier. Dit gebeurde om 4:45 Nederlandse tijd. Even later werd de brug bij Deventer opgeblazen
Toen de opeenvolgende berichten bij het Nederlandse oppercommando en de Nederlandse regering binnenkwamen, deelde het Algemeen Hoofdkwartier om 05:15 uur mee: "Van drie uur af hebben Duitsche troepen de grens overschreden. Vliegaanvallen zijn geprobeerd op enkele vliegvelden. Weermacht en afweer zijn paraat bevonden. Voor zover bekend zijn ten minste 6 Duitsche vliegtuigen neergehaald."
De Duitse gezant overhandigde om 06:00 uur een verklaring, waarin de inzet van een geweldige troepenmacht werd aangekondigd. Duitsland garandeerde de staat van bezit in Europa en overzee indien verzet zou uitblijven. Zo niet, dan bestond er gevaar voor volledige vernietiging van land en staatsbestel. Als motief werd een dreigende inval van Frankrijk en Groot-Brittannië in België, Nederland en Luxemburg aangevoerd. In haar antwoord wees de regering de Duitse aanval verontwaardigd af en verklaarde dat Nederland geen enkele overeenkomst had gesloten of overwogen met welke natie dan ook. Nederland verklaarde dat het zich in oorlog beschouwde met het Duitse Rijk.
De regering liet haar vertegenwoordigers in Parijs en Londen weten dat "aan ons land te verleenen bijstand welkom zal zijn". Op hun beurt lieten de Franse en Britse regeringen weten dat deze hulp zo mogelijk zou worden verleend. Nog diezelfde ochtend rukte het Franse 7e Leger onder generaal Giraud op richting België en Nederland
De Duitse gezant overhandigde om 06:00 uur een verklaring, waarin de inzet van een geweldige troepenmacht werd aangekondigd. Duitsland garandeerde de staat van bezit in Europa en overzee indien verzet zou uitblijven. Zo niet, dan bestond er gevaar voor volledige vernietiging van land en staatsbestel. Als motief werd een dreigende inval van Frankrijk en Groot-Brittannië in België, Nederland en Luxemburg aangevoerd. In haar antwoord wees de regering de Duitse aanval verontwaardigd af en verklaarde dat Nederland geen enkele overeenkomst had gesloten of overwogen met welke natie dan ook. Nederland verklaarde dat het zich in oorlog beschouwde met het Duitse Rijk.
De regering liet haar vertegenwoordigers in Parijs en Londen weten dat "aan ons land te verleenen bijstand welkom zal zijn". Op hun beurt lieten de Franse en Britse regeringen weten dat deze hulp zo mogelijk zou worden verleend. Nog diezelfde ochtend rukte het Franse 7e Leger onder generaal Giraud op richting België en Nederland
generaal giraud. geboren 18 januari 1879 parijs
gestorven 11 maart 1949 dijon
gestorven 11 maart 1949 dijon
Koningin Wilhelmina richtte een proclamatie tot het Nederlandse volk:Mijn Volk,
Nadat ons land met angstvallige nauwgezetheid al deze maanden een stipte neutraliteit had in acht genomen, en terwijl het geen ander voornemen had dan deze houding streng en consequent vol te houden, is in de afgeloopen nacht door de Duitsche weermacht zonder de minste waarschuwing een plotselinge aanval op ons gebied gedaan. Dit niettegenstaande de plechtige toezegging dat de neutraliteit van ons land zou worden ontzien, zoo lang wij haar zelf handhaafden.
Ik richt hierbij een vlammend protest tegen deze voorbeeldelooze schending van de goede trouw en aantasting van wat tusschen beschaafde staten behoorlijk is. Ik en Mijn regering zullen ook thans onze plicht doen. Doet gij den uwen, overal en in alle omstandigheden, ieder op de plaats waar hij is gesteld, met de uiterste waakzaamheid en met die innerlijke rust en overgave waartoe een rein geweten in staat stelt.
WILHELMINA
Nadat ons land met angstvallige nauwgezetheid al deze maanden een stipte neutraliteit had in acht genomen, en terwijl het geen ander voornemen had dan deze houding streng en consequent vol te houden, is in de afgeloopen nacht door de Duitsche weermacht zonder de minste waarschuwing een plotselinge aanval op ons gebied gedaan. Dit niettegenstaande de plechtige toezegging dat de neutraliteit van ons land zou worden ontzien, zoo lang wij haar zelf handhaafden.
Ik richt hierbij een vlammend protest tegen deze voorbeeldelooze schending van de goede trouw en aantasting van wat tusschen beschaafde staten behoorlijk is. Ik en Mijn regering zullen ook thans onze plicht doen. Doet gij den uwen, overal en in alle omstandigheden, ieder op de plaats waar hij is gesteld, met de uiterste waakzaamheid en met die innerlijke rust en overgave waartoe een rein geweten in staat stelt.
WILHELMINA
koningin Wilhelmina....geboren 31 augustus 1880 paleis noordeinde, den haag.
gestorven 28 november 1962 paleis het loo, apeldoorn
gestorven 28 november 1962 paleis het loo, apeldoorn
De Nederlandse regering bleek in deze eerste oorlogsdagen een meester in selectieve informatievoorziening. Er werd slechts weinig concrete informatie aan de Nederlandse bevolking doorgegeven. Alles wat de Nieuwe Rotterdamsche Courant 's avonds kon melden, was dat de Duitsers met vier pantsertreinen waren binnengevallen. Een ervan was bij Venlo samen met de spoorbrug in de lucht gevlogen. Ook de andere drie zouden vernietigd zijn. Verder zouden 70 Duitse vliegtuigen zijn neergehaald. Daarbij zouden 1000 parachutisten op één dag zijn gedood. Er werd met geen woord gerept over de andere Duitse troepen. Ook zouden er "zwakke, in het binnenland gelande vijandelijke afdeelingen trachten zich te handhaven".
De werkelijkheid was dat Duitsland, in de toentertijd grootste luchtlandingsoperatie uit de geschiedenis, rond de residentie bijna 8000 man aan de grond had gebracht rond Den Haag, Rotterdam en Moerdijk. Troepen die bovendien beter getraind waren - zie de slag om de residentie hierna
De werkelijkheid was dat Duitsland, in de toentertijd grootste luchtlandingsoperatie uit de geschiedenis, rond de residentie bijna 8000 man aan de grond had gebracht rond Den Haag, Rotterdam en Moerdijk. Troepen die bovendien beter getraind waren - zie de slag om de residentie hierna
De IJssellinie en de Maaslinie vormden de eerste voorverdedigingslinie. Gebouwd in de periode 1936-1940, waren beide niet bedoeld als langdurige verdedigingslinie. De bijna 900 kazematten waren onvoldoende om de beide rivieren adequaat te verdedigen. Ook was er geen artillerie aanwezig. Verdedigd waren met name de rivierovergangen
Deze Nederlandse S-kazemat met klimkoker is in 1939 gebouwd als onderdeel van de Maaslinie en had als taak om de spoorbrug over de Maas bij Katwijk (Cuijk) verdedigen. De kazemat draagt sporen van granaatinslagen.
Op 10 mei 1940 ging de 254.ID in de aanval met als doel om de spoorbrug bij Mook in handen te krijgen. Katwijk (gemeente Cuijk) werd verdedigd door de 3-II-26.RI ondersteund door 13 kazematten van de Maaslinie
Op 10 mei 1940 ging de 254.ID in de aanval met als doel om de spoorbrug bij Mook in handen te krijgen. Katwijk (gemeente Cuijk) werd verdedigd door de 3-II-26.RI ondersteund door 13 kazematten van de Maaslinie
Duitse troepen vielen in de vroege morgen aan bij Arnhem/Westervoort, Doesburg, Zutphen en Deventer, maar slaagden er niet in om de bruggen in handen te krijgen, ondanks de inzet van Duitse soldaten in Nederlandse uniformen. Wel lukte het de Duitsers om in korte tijd de Nederlandse verdediging uit te schakelen, waarna de eerste Duitse troepen reeds om 08:00 uur op de westelijke oever stonden bij Westervoort. Ook bij Zutphen wisten Duitse troepen na verloop van tijd de verdediging uit te schakelen en de IJssel over te steken
De kazematten bij de IJssel
De bruggen over de Maas werden meestal opgeblazen voordat de Duitse troepen ze konden bezetten, met uitzondering van de brug bij Gennep. Deze brug viel in handen van Duitse commando's in Nederlandse uniformen (20 minuten na de inval - de commando's waren al op Nederlands grondgebied voor de feitelijke inval). Dit was de enige plaats waar een van de ingezette pantsertreinen de rivier kon oversteken. Deze trein kon toen ongehinderd door de achterliggende Peel-Raamstelling bij Mill doorrijden en hier een klein Duits bataljon in de rug van de stelling uitladen. Dit gebeurde binnen het eerste uur na de inval.
Na de inval in Nederland in mei 1940, was de spoorbrug bij Gennep onbeschadigd in Duitse handen gevallen
De Maaslinie in zuidelijk Limburg werd overvallen door eenheden behorende bij de legergroep die in België moesten opereren. De troepen in zuidelijk Limburg vertraagden de Duitse opmars zo'n 24 uur, met name door de logistieke problematiek die ontstond door opgeblazen bruggen. Hierdoor konden de parachutisten die het Belgische Fort Eben-Emael en vier nabijgelegen bruggen hadden veroverd later dan voorzien ontzet worden.
De Duitsers waren gedwongen met zwaar geschut de kleine kazematten aan de overkant van het Wilhelminakanaal en de Maas aan te vallen voordat stormtroepen de waterhindernissen konden oversteken. Hierbij werd ondanks de Duitse overmacht lang tegenstand geboden. Een speciale gemotoriseerde strijdmacht had als taak om Maastricht te overvallen, maar dankzij een tijdige waarschuwing werden alle Maastrichtse bruggen opgeblazen voor ze door de Duitsers bezet konden worden. Op de hoofdstraat richting de Servaasbrug werden enkele Duitse pantserwagens onschadelijk gemaakt door Nederlandse pantserbuksen, waarna de Nederlandse troepen moesten terugvallen op Belgisch grondgebied of capituleren en de Duitse divisies hun opmars door België voortzetten.
De Duitsers waren gedwongen met zwaar geschut de kleine kazematten aan de overkant van het Wilhelminakanaal en de Maas aan te vallen voordat stormtroepen de waterhindernissen konden oversteken. Hierbij werd ondanks de Duitse overmacht lang tegenstand geboden. Een speciale gemotoriseerde strijdmacht had als taak om Maastricht te overvallen, maar dankzij een tijdige waarschuwing werden alle Maastrichtse bruggen opgeblazen voor ze door de Duitsers bezet konden worden. Op de hoofdstraat richting de Servaasbrug werden enkele Duitse pantserwagens onschadelijk gemaakt door Nederlandse pantserbuksen, waarna de Nederlandse troepen moesten terugvallen op Belgisch grondgebied of capituleren en de Duitse divisies hun opmars door België voortzetten.
Maastricht, St. Servaasbrug 1940
In het noorden van Nederland had de Duitse 1e cavaleriedivisie onder Generalmajor Feldt de taak om de Afsluitdijk in te nemen en te trachten scheepsruimte te vinden om het IJsselmeer over te steken. Een tweede doel was de controle te verkrijgen over de spuisluizen bij Kornwerderzand en Den Oever. Mocht het offensief tegen de Grebbelinie, respectievelijk de Nieuwe Hollandse Waterlinie, vastlopen, dan zou met deze sluizen de waterstand op het IJsselmeer kunnen worden verlaagd. Die verlaging zou zich na verloop van tijd voortzetten in de inundaties, die in belangrijke mate bepalend waren voor de verdedigende waarde van de genoemde linies
afsluitdijk
De versterkte 1e cavaleriedivisie telde 15.000 man en trok langzaam op. De vijf Nederlandse grensbataljons wisten de opmars enigszins te vertragen, vooral door het opblazen van honderden bruggen in de drie noordelijke provincies. De Nederlandse verdediging van de Afsluitdijk bestond uit drie verdedigingspunten: de voorverdediging bij Wons (Friesland), de Stelling Kornwerderzand (enkele kilometers uit de Friese kust) en de Stelling Den Oever.
Met de aanleg van de Peel-Raamstelling werd in 1936 begonnen. De linie strekte zich uit van de Maas, langs een afwateringskanaal Defensiekanaal, de Peelmoerassen via de Zuid-Willemsvaart in het zuiden tot aan de Belgische grens. De 125 kazematten en 245 'stekelvarkens' vormden de voornaamste verdediging. De bezetting bestond uit een van de twee divisies van het derde legerkorps. De linie was ruim opgezet; de leden van deze divisie meenden dat de lege loopgraven achter hen in tijd van oorlog zouden worden opgevuld. Doordat de Belgen echter hadden geweigerd de linie zuidelijk te laten aansluiten op de Belgische defensie langs het Albertkanaal, besloot Winkelman in het geheim dat het 3e Legerkorps en de Lichte Divisie in de avond van de eerste oorlogsdag zouden worden geëvacueerd. Uiteindelijk zou dit zelfs op de eerste oorlogsdag al gebeuren, wegens de snelle Duitse penetratie van de Peel-Raamstelling.
Doordat de Maasbrug bij Gennep door de Duitsers al snel genomen werd, kon in de nacht van 10 mei een Duitse pantsertrein bij Mill doordringen tot over het kanaal bij de Peellinie. Bij het terugrijden van de trein wisten Nederlandse troepen deze te laten ontsporen. Een aanval in de rug van de verdediging door het inmiddels uitgestapte Duitse bataljon kon ten dele met 12 kanonnen model 8-staal uit 1880 worden afgeslagen. Een gedeelte van de linie viel echter in Duitse handen, waarvan weer een gedeelte door een eenheid motorhuzaren van de Lichte Divisie werd heroverd. Gedurende de hele morgen golfde de strijd bij Mill heen en weer....
Rond 12 uur arriveerden de eerste Duitse troepen over de Maas bij Mill, maar hun aanvallen over het kanaal konden worden afgeslagen. Rond 18:00 uur volgde een aanval door Duitse Junkers Ju 87 duikbommenwerpers. Inmiddels waren al veel kazematten door Duits vlakbaangeschut uitgeschakeld. Tijdens het langdurige bombardement vluchtte een deel der verdedigers. Tegen 9 uur 's avonds wisten de Duitsers met aanvallen door eenheden van twee divisies het zwakke punt bij Mill langzaam te breken. De strijd ter plaatse ging nog door tot de vroege morgen van 11 mei, maar een Duitse voorhoede trok al in de nacht door de linie. De Duitse verliezen waren echter aanzienlijk. De beide regimenten die in de voorste linies vochten, verloren 400 man aan doden en gewonden bij Mill. De Nederlandse verliezen waren veel lager: rond de 40 man gesneuvelden
de peel raamstelling
De bezetting van de rest van de Peellinie werd in de nacht op de Zuid-Willemsvaart teruggenomen en bood ook op 11 mei nog fel verzet. Ook die linie werd echter vrij gemakkelijk doorbroken en de Duitse tanks, die tot dan toe niet aan het gevecht hadden deelgenomen, konden doorrijden naar de Moerdijkbrug, die op 12 mei om 5 uur 's middags door de eerste verkenningseenheden werd bereikt. Rond 4 uur 's nachts (13 mei) arriveerden de eerste tanks op het Eiland van Dordrecht.
Op de 13e zouden sommigen daar nog aannemen dat het Franse tanks waren, hoewel het Nederlandse opperbevel al wist dat de Duitse tanks in aantocht waren en bevel gaf een pantserafweerfront rond Den Haag in te richten. De communicatie tussen troepen en het opperbevel is mogelijk niet optimaal geweest. Of mogelijk werd Nederland bewust onwetend gehouden. Nog op 14 mei meldt Het Vaderland: "is een gemotoriseerd deel van het Duitsche invalsleger in België Noordelijk gezwenkt naar Noord-Brabant en zouden het deze troepen zijn, die eensklaps aan de Langstraat verschenen zijn en kort daarop de Moerdijkbrug zijn overgetrokken. Door deze beweging is de Peellinie, die tegen een frontlinie kon standhouden, omgetrokken
Op de 13e zouden sommigen daar nog aannemen dat het Franse tanks waren, hoewel het Nederlandse opperbevel al wist dat de Duitse tanks in aantocht waren en bevel gaf een pantserafweerfront rond Den Haag in te richten. De communicatie tussen troepen en het opperbevel is mogelijk niet optimaal geweest. Of mogelijk werd Nederland bewust onwetend gehouden. Nog op 14 mei meldt Het Vaderland: "is een gemotoriseerd deel van het Duitsche invalsleger in België Noordelijk gezwenkt naar Noord-Brabant en zouden het deze troepen zijn, die eensklaps aan de Langstraat verschenen zijn en kort daarop de Moerdijkbrug zijn overgetrokken. Door deze beweging is de Peellinie, die tegen een frontlinie kon standhouden, omgetrokken
Om 0355 uur - we schrijven 10 mei 1940 - werd Nederland binnengevallen door het Duitse leger. Een deel van de Duitse invasiemacht, ter grootte van een legerkorps, had opdracht om nog op de eerste oorlogsdag de IJssellinie en de Grebbelinie te doorbreken. Het Duitse opperbevel verkeerde nog in de veronderstelling dat de Nederlandse hoofdverdediging in de Waterlinie - Oostfront Vesting Holland - zou worden gevoerd. Dat generaal Winkelman de Grebbelinie tot hoofdverdediging had bestempeld was de aanvallers dus ontgaan. De praktijk bleek daarom weerbarstig. De IJssellinie doorbrak men weliswaar spoedig, maar de logistieke uitdagingen om met een legerkorps de rivier over te steken terwijl de bruggen waren vernield, zorgde ervoor dat slechts een voorhoede van SS regiment "Der Führer" in de avond van 10 mei het onverdedigde Wageningen bereikte
De Grebbeberg was het doel van de 207e infanteriedivisie met het bij haar ingedeelde Waffen-SS-regiment Der Führer; in totaal ruim 23.000 man, de helft daarvan infanterie in twaalf bataljons, waarvan er zeven zouden worden ingezet. De Grebbeberg werd verdedigd door met name het Nederlandse 8e regiment infanterie, 2.500 man sterk, verdeeld over drie bataljons. Het werd ondersteund door eenheden van 19RI en 11RI en zou in totaal nog door elf bataljons, zo'n 9.000 man, versterkt worden. De reguliere onderdelen vielen onder de 4e Divisie van kolonel Van Loon, dat op haar beurt samen met de noordelijker gelegen 2e Divisie (kolonel Barbas) het IIde Legerkorps (generaal-majoor Harberts) vormde. Commandant Veldleger was Godfried van Voorst tot Voorst. 8 RI had een sterke positie: de Grebbeberg kijkt uit naar het oosten over relatief vlak land. De posities waren versterkt met kazematten, maar veel stellingen bestonden gewoon uit aarde en hout, slechts weinig beton.
De feitelijke aanval begon op 11 mei om 02:00 uur met een langdurige maar lichte artilleriebeschieting. Het SS-regiment voerde de eerste aanval uit, die gericht was op de voorpostenstrook. Spoedig werden de schaarse verbindingen tussen de voorposten en de artillerie uitgeschakeld. Na een succes in het noordelijk deel van de voorpostenstrook, had de SS een aantal krijgsgevangenen gemaakt. Deze als levend schild gebruikend, vielen zij een aantal van de resterende voorposten aan. Toch duurde het tot de avond voor de laatste voorposten door de SS werden ingenomen. Bij ten minste drie gelegenheden werden Nederlandse krijgsgevangenen door de SS vermoord.
Op 12 mei begon de Duitse aanval op de frontlijn met een urenlang artilleriebombardement. Rond 13:00 uur vielen twee SS-bataljons de frontlinie aan, een derde bataljon erachter volgend. Het voor de berg gelegen versterkte hoornwerk viel na een half uur strijd. Hierna volgde een aanval de helling op aan de oostzijde van de Grebbeberg zelf. De gevechten werden op deze dag gevoerd door de Waffen-SS. De Duitsers leden relatief lichte verliezen, en wisten eenvoudig de berg op te komen. In de avond van 12 mei hadden de Duitsers de frontlijn ter hoogte van de Grebbeberg geheel veroverd.
Een Duitse aanval door de 227e divisie via de noordelijke Grebbelinie op Amersfoort kwam niet tot ontwikkeling. De 227e divisie zou echter op de volgende dag 13 mei bij Scherpenzeel een zwaardere aanval inzetten waarbij ze geheel ontplooid zou worden. Het bij haar ingedeelde SS-regiment SS Leibstandarte Adolf Hitler was inmiddels naar Brabant gedirigeerd.
In de morgen van 13 mei probeerden de Nederlandse troepen met vier bataljons - drie daarvan van Brigade B - aan de noordzijde van de Grebbeberg een tegenaanval te ondernemen, maar door eigen vuur, slechte voorbereiding en het feit dat de SS tegelijkertijd aanviel, verliep de voortgang traag. Toch slaagden de twee voorste bataljons erin tot bijna aan de tussenverdediging te geraken. De Nederlanders ontmoetten daar de SS die met een bataljon in dezelfde sector tegelijkertijd een aanval ondernam. Toen de Duitse artillerie de Nederlandse aanvallers onder zwaar vuur nam liep de aanval vast. Een aanzienlijk deel der manschappen trok daarop terug. Een door Duitse Stuka's uitgevoerd bombardement op het aanvalsgebied en de afgrendelstelling zorgde ervoor dat de resterende aanvallers het hazenpad kozen
Een Duitse aanval door de 227e divisie via de noordelijke Grebbelinie op Amersfoort kwam niet tot ontwikkeling. De 227e divisie zou echter op de volgende dag 13 mei bij Scherpenzeel een zwaardere aanval inzetten waarbij ze geheel ontplooid zou worden. Het bij haar ingedeelde SS-regiment SS Leibstandarte Adolf Hitler was inmiddels naar Brabant gedirigeerd.
In de morgen van 13 mei probeerden de Nederlandse troepen met vier bataljons - drie daarvan van Brigade B - aan de noordzijde van de Grebbeberg een tegenaanval te ondernemen, maar door eigen vuur, slechte voorbereiding en het feit dat de SS tegelijkertijd aanviel, verliep de voortgang traag. Toch slaagden de twee voorste bataljons erin tot bijna aan de tussenverdediging te geraken. De Nederlanders ontmoetten daar de SS die met een bataljon in dezelfde sector tegelijkertijd een aanval ondernam. Toen de Duitse artillerie de Nederlandse aanvallers onder zwaar vuur nam liep de aanval vast. Een aanzienlijk deel der manschappen trok daarop terug. Een door Duitse Stuka's uitgevoerd bombardement op het aanvalsgebied en de afgrendelstelling zorgde ervoor dat de resterende aanvallers het hazenpad kozen
Grebbelinie - Asschatterkade - S3 Kazemat
Grebbelinie - S3 Kazemat GLZ15 - Rhenen
Op de berg was de SS inmiddels afgelost door een regiment (IR.322) van de 207de Infanterie Divisie. De SS was in de avond en nacht van 12 op 13 mei richting Achterberg gedirigeerd waar ze een aanval zou ontplooien op het moment dat de Nederlandse tegenaanval al aan de gang was. De 207de ID zette met twee bataljons de aanval in tegen de stoplijn op de berg, en was rond het middaguur ten koste van vele gesneuvelden in staat de stoplijn voorgoed te doorbreken. Vele lokale gevechten, onder andere rond diverse commandoposten en het viaduct, duurden tot laat in de middag van de 13de mei. Met het doorbreken van de stoplijn was de Nederlandse verdediging niet langer in staat vanuit voorbereide stellingen weerstand te bieden. Hoewel de Nederlanders vele reserve-eenheden, zeven bataljons, hadden ingezet verloren ze de organisatie volkomen op de 13de mei. De samenhang viel weg, en vanaf de ochtend zagen achtergelegen eenheden stromen terugtrekkende infanteristen voorbij komen. Na het luchtbombardement sloegen de laatste troepen op de vlucht. Rond 16:00 uur op 13 mei werd vanuit het commando Veldleger de evacuatieopdracht voor de gehele Grebbelinie gegeven.
De Duitsers ontdekten pas rond 21:00 uur dat de Nederlanders de Grebbelinie bij Rhenen hadden ontruimd. Elders in de linie ontdekten de Duitsers dit pas in de vroege morgen van 14 mei.
Bij Scherpenzeel waren de Nederlanders in staat gebleken de divisie-aanval van de 227de ID te weerstaan. De Duitsers hadden in de voorbereidingen al veel last ondervonden van Nederlands artillerievuur, en werden door een puike samenwerking van artillerie en infanterie op 13 mei teruggeworpen door de felle Nederlandse tegenstand, na aanvankelijk wel enkele posities te hebben veroverd. Hierop trokken de drie ingezette regimenten zich terug om een nieuwe aanval op de 14de te ontplooien. Pas om 09:00 uur op de 14de kwam men erachter dat de Nederlanders waren vertrokken. Dit kwam onder meer omdat enkele batterijen artillerie achtergebleven waren om de schijn van voortdurende bezetting op te houden. Die opzet slaagde volledig. Zelfs in de morgen van de 14de moesten Duitse eenheden nog plaatselijke gevechten leveren met achtergebleven Nederlandse eenheden. De rest was teruggetrokken op de Vesting Holland Oost.
De Duitsers ontdekten pas rond 21:00 uur dat de Nederlanders de Grebbelinie bij Rhenen hadden ontruimd. Elders in de linie ontdekten de Duitsers dit pas in de vroege morgen van 14 mei.
Bij Scherpenzeel waren de Nederlanders in staat gebleken de divisie-aanval van de 227de ID te weerstaan. De Duitsers hadden in de voorbereidingen al veel last ondervonden van Nederlands artillerievuur, en werden door een puike samenwerking van artillerie en infanterie op 13 mei teruggeworpen door de felle Nederlandse tegenstand, na aanvankelijk wel enkele posities te hebben veroverd. Hierop trokken de drie ingezette regimenten zich terug om een nieuwe aanval op de 14de te ontplooien. Pas om 09:00 uur op de 14de kwam men erachter dat de Nederlanders waren vertrokken. Dit kwam onder meer omdat enkele batterijen artillerie achtergebleven waren om de schijn van voortdurende bezetting op te houden. Die opzet slaagde volledig. Zelfs in de morgen van de 14de moesten Duitse eenheden nog plaatselijke gevechten leveren met achtergebleven Nederlandse eenheden. De rest was teruggetrokken op de Vesting Holland Oost.
Leusden: Grebbelinie
Grebbelinie - SZW Kazemat
het monument op het militaire ereveld op de grebbeberg met de tekst den vaderlant hetrouwe
De aanval op de Moerdijkbruggen en de bruggen bij Dordrecht en Rotterdam werd uitgevoerd door eenheden van de 7e Flieger Division onder leiding van General-major Kurt Student, en werd hiertoe versterkt met eenheden van het 22e Infanteriedivision Luftlande. Omgekeerd stond de 7e Fliegerdivision eenheden af aan het 22e ID ter ondersteuning van de luchtlandingen rondom Den Haag, en een al in 1939 gevormde taakgerichte eenheid (Sturmabteilung Koch) voor de strijd rond het Belgische Fort Eben-Emael en de bruggen daarbij. In Nederland werd bij de Moerdijkbruggen, centraal op het Eiland van Dordrecht en op Waalhaven één Duits bataljon parachutisten afgeworpen. Dezen hadden als taak de bruggen bij Moerdijk en Dordrecht veilig te stellen voor de opmars door de 9e pantserdivisie; een tactiek die in 1944 ook door de geallieerden zou worden gebruikt bij Operatie Market Garden. Bovendien moest de inname van Waalhaven zorgen voor een aanvoerhaven voor de luchtlandings- en bevoorradingseenheden
Zo ver naar achteren hadden de bruggen een verdediging die niet in de hoogste staat van paraatheid was gebracht in de nacht ervoor. De Moerdijkbruggen kwamen dan ook binnen korte tijd in Duitse handen. Ook de bruggen bij Dordrecht/Zwijndrecht kwamen vrijwel direct in Duitse handen. Hierna brandde de strijd om het Eiland van Dordrecht los, waarbij ruim 200 Nederlandse militairen omkwamen. Twee pogingen tot het bombarderen van de strategische bruggen bij Moerdijk faalden. Ook een Frans/Nederlandse actie met pantserwagens om de Moerdijkbruggen vanuit het zuiden te heroveren mislukte op 11 mei. Op 12 mei bereikten de eerste verkenningseenheden van de 9e pantserdivisie om 17:00 uur de Moerdijk en kwamen de Duitse parachutisten te hulp. Nederlandse troepen hielden tot het eind van de strijd stand in het noorden van het Eiland van Dordrecht. In Dordrecht zelf werden op de 13de zware straatgevechten tegen Duitse tanks gevoerd, die de Duitsers een tiental tanks kostten. De Duitse tanks trokken zich terug en trokken naar Rotterdam.
Op 10 mei om 05:00 uur landden een twaalftal Heinkel He 59D watervliegtuigen op de Nieuwe Maas in Rotterdam. Troepen peddelden in rubberbootjes naar zowel de noord- als zuidoever. Ze namen de vitale Maasbruggen in, en bezetten gebouwen op zowel de noord- als zuidoever. Parachutisten landden bij het Feyenoordstadion en op het vliegveld Waalhaven. Rotterdam had een troepenmacht van ongeveer 7.000 man (vooral opleidingseenheden), van wie echter slechts ongeveer 1.000 man getraind waren voor het gevecht. Op initiatief van enkele lagere commandanten in Rotterdam werden tegenacties ondernomen. Op de noordelijke oever werden de Duitsers door Nederlandse mariniers, infanterie en genietroepen teruggedreven in een beperkt bruggenhoofd.
Pogingen van de marine om met de Hr. Ms. Van Galen de bruggen op te blazen faalden door het Duitse luchtoverwicht. Het schip werd door Stuka's aangevallen op de Nieuwe Waterweg, raakte hierbij zwaar beschadigd en werd ten slotte door de bemanning tot zinken gebracht in de Rotterdamse Merwehaven.
De strijd rond de bruggen - die voor beide zijden bijzonder bloedig en intensief was - duurde de ruim vier dagen en eindigde met het beruchte bombardement op Rotterdam. Pas hierna slaagden de Duitsers erin de bruggen te overschrijden - maar niet voordat de stad moest capituleren
De strijd rond de bruggen - die voor beide zijden bijzonder bloedig en intensief was - duurde de ruim vier dagen en eindigde met het beruchte bombardement op Rotterdam. Pas hierna slaagden de Duitsers erin de bruggen te overschrijden - maar niet voordat de stad moest capituleren
De 'Van Galen'
Ook in Den Haag waren de Duitse luchtlandingstroepen voorbereid. Dankzij zorgvuldige spionage bezaten de Duitse troepen gedetailleerde stratenkaarten die hen de weg naar Paleis Noordeinde wezen. De Duitsers wisten echter niet dat het pas aangelegde vliegveld Valkenburg nog niet gereed was. De bodem werd nog bemalen en was niet droog genoeg voor gebruik
De Duitse luchtlanding was strategisch gepland: op vliegveld Ockenburg (1.000 man) ten zuiden van Den Haag, op vliegveld Ypenburg (6.000 man) ten oosten van Den Haag, en op Vliegkamp Valkenburg (3313 man) ten noorden van de residentie, tussen Wassenaar en Katwijk aan Zee. Deze aanvalsmacht bestond uit de 22e luchtlandingsdivisie, onder leiding van generaal Von Sponeck, met ondersteuning van ruim een bataljon (vijf compagnieën) parachutisten. Von Sponeck zelf landde bij Ockenburg, terwijl hij op Ypenburg had moeten landen. In de praktijk zouden veel minder troepen landen. Men schat dat slechts tussen de 4.000 en 5.000 man daadwerkelijk aan de grond kwam
De Duitse landing bij Ockenburg was beperkt van omvang. Deze vliegstrook werd bewaakt door een depotcompagnie. Door de strijd rond de vliegvelden weken de Duitse landingsvliegtuigen gedeeltelijk uit naar het vlakke strand bij Kijkduin. De Duitsers wisten op te rukken tot binnen de bebouwde kom van Loosduinen. Vanuit Den Haag werd het 1e Bataljon Grenadiers ingezet. Vanuit Monster werd het 1e Bataljon Jagers opgeroepen. Er ontbrandde een fel gevecht rond de "Wijndaalderswoning". Een brandweerwagen werd door de Duitsers voor een 'geheim wapen' aangezien en in brand geschoten. Deze beperkte troepenmacht werd, ondanks de verwarring die de Duitse luchtlanding bij de Haagse verdedigers veroorzaakte, relatief snel buiten gevecht gesteld. De Duitse troepen trokken zich terug in de bossen en het landgoed Belvedère. Generaal Von Sponeck zelf wist met 360 man op 12 mei aan omsingeling te ontkomen en trok zich terug richting Overschie bij Rotterdam.
Uitzicht vanaf de Belvédère richting Loosduinen De Grenadiers hadden vanuit Den Haag inmiddels de aanval ingezet op het vliegveld
De grootste Duitse troepenmacht werd ingezet rond vliegveld Ypenburg. Hier vond een voorafgaand bombardement plaats, gevolgd door het afwerpen van parachutisten. Alert luchtafweergeschut alsmede de gecombineerde vuurkracht van zware mitrailleurs en pantserwagens haalde Duitse landingstoestellen van de eerste landingsgolf neer of vernietigde deze tijdens de landing. Een deel van de Duitse troepen wist echter uit de toestellen te komen en bond de strijd aan met de verdediging van het vliegveld.
De tweede aanvalsgolf was sterker, maar vond de landingsbaan versperd door Duitse wrakken uit de eerste landingsgolf. De derde landingsgolf kampte ook met dit probleem. Gedeeltelijk werd getracht toch op het vliegveld te landen, gedeeltelijk werd uitgeweken naar de rijksweg Den Haag – Rotterdam. Toen ook de rijksweg bezaaid lag met wrakken, weken de Duitse toestellen uit naar de weilanden rond Rijswijk, Delft en Wateringen. Vanuit Delft werden ze beschoten door stukken luchtdoelgeschut die de Koninklijke Nederlandsche Gist- en Spiritusfabriek in Zwitserland had aangeschaft ter verdediging van de fabriek. Deze stukken luchtdoelgeschut hebben gedurende de gehele slag dienst gedaan.
In de middag wisten de Nederlandse troepen de Duitse eenheden geleidelijk aan terug te dringen en het vliegveld te heroveren. Vele honderden Duitsers werden gevangengenomen, en ruim 100 zijn gesneuveld. De Nederlanders zelf verloren bij het vliegveld zelf ook ruim 100 man.
In de middag wisten de Nederlandse troepen de Duitse eenheden geleidelijk aan terug te dringen en het vliegveld te heroveren. Vele honderden Duitsers werden gevangengenomen, en ruim 100 zijn gesneuveld. De Nederlanders zelf verloren bij het vliegveld zelf ook ruim 100 man.
Nederlandse soldaten snellen naar hun afweergeschut.
Toen generaal Winkelman van de opeenvolgende luchtlandingen hoorde, stelde hij het eerste legerkorps ter beschikking van de Commandant Vesting Holland, de luitenant-generaal Van Andel. Hiermee was de strategische reserve van het Nederlandse leger niet meer beschikbaar voor inzet bij de Grebbeberg of voor verdediging van de oostgrens van de waterlinie (Vesting Holland). Het merendeel van de Duitse troepen moest in man-tegen-mangevechten worden overwonnen. Hoewel de uitslag van de strijd rond de residentie aan het eind van de eerste dag vaststond, duurde de strijd tegen geïsoleerde elementen tot aan de capitulatie; sommige groepjes Duitse soldaten boden hardnekkig weerstand. In Valkenburg en Overschie slaagden zij erin zich te handhaven
Luitenant-generaal J. van Andel
De verliezen rond Den Haag bestonden uit 515 Nederlandse soldaten gedood en gewond; 2735 goed bewapende Duitse militairen werden uitgeschakeld (gedood, gewond, krijgsgevangen). Hieronder 1600 krijgsgevangenen, van wie er 1350 op tijd naar Engeland konden worden getransporteerd. Naar schatting rond de 400 toestellen die door de Luftwaffe boven en rond Den Haag werden ingezet gingen verloren. Hiervan waren er ca. 250 definitief verloren, de overige werden hersteld, herbouwd of dienden voor onderdelen ten bate van herbouw van andere toestellen. Het merendeel van de verloren gegane toestellen betrof transportvliegtuigen.
Hitler was woedend. Een groot deel van de luchtlanding rond Den Haag was door hem persoonlijk gepland. De verantwoordelijke commandant, generaal Von Sponeck, viel in ongenade bij Hitler. Toen Von Sponeck later aan het Oostfront een bevel tot terugtrekken gaf was dit voor Hitler aanleiding hem te beschuldigen van verraad en werd hij gevangengezet. Tegen het eind van de oorlog zou hij worden gefusilleerd.
Hitler was woedend. Een groot deel van de luchtlanding rond Den Haag was door hem persoonlijk gepland. De verantwoordelijke commandant, generaal Von Sponeck, viel in ongenade bij Hitler. Toen Von Sponeck later aan het Oostfront een bevel tot terugtrekken gaf was dit voor Hitler aanleiding hem te beschuldigen van verraad en werd hij gevangengezet. Tegen het eind van de oorlog zou hij worden gefusilleerd.
Op 12 mei vertrok het prinselijk gezin 's avonds om 23:00 uur met de torpedobootjager HMS Codrington vanuit IJmuiden naar Engeland. De nog geen jaar oude prinses Irene werd hierbij vervoerd in een kist, bestand tegen gifgasaanvallen. De volgende dag, op 13 mei, vertrok koningin Wilhelmina onder begeleiding van enkele pantserwagens naar Hoek van Holland, waar een laatste vergadering met de ministers plaatsvond in het Fort aan den Hoek van Holland. De Britse torpedojager HMS Hereward bracht haar naar Engeland. Ook de ministers (maar zonder hun gezinnen) weken op die dag uit naar het Verenigd Koninkrijk (zie ook Londens kabinet). Om ongeveer 15:00 uur werd het regeringsgezag aan generaal Winkelman overgedragen.
Prins Bernhard keerde na zijn aankomst in Engeland terug naar Zeeland. Via Parijs reisde hij weer naar Engeland. Het doel van zijn bezoek aan Parijs is nooit opgehelderd.
Om de monarchie veilig te stellen weken Juliana en de prinsesjes Beatrix en Irene later uit naar Ottawa in Canada. Pas vijf jaar later, op 2 augustus 1945, zou het gezin, met de in 1943 in Canada, op tijdelijk internationaal grondgebied, geboren prinses Margriet, weer voet op Nederlandse bodem zetten.
De Nederlandse bevolking reageerde geschokt op de evacuatie van de koninklijke familie en het kabinet. De kranten hadden tot op dat ogenblik vrijwel geen negatief nieuws gepubliceerd. In vrijwel alle krantenartikelen werd op 12 mei nog hoog opgegeven van de Nederlandse verdediging.
Prins Bernhard keerde na zijn aankomst in Engeland terug naar Zeeland. Via Parijs reisde hij weer naar Engeland. Het doel van zijn bezoek aan Parijs is nooit opgehelderd.
Om de monarchie veilig te stellen weken Juliana en de prinsesjes Beatrix en Irene later uit naar Ottawa in Canada. Pas vijf jaar later, op 2 augustus 1945, zou het gezin, met de in 1943 in Canada, op tijdelijk internationaal grondgebied, geboren prinses Margriet, weer voet op Nederlandse bodem zetten.
De Nederlandse bevolking reageerde geschokt op de evacuatie van de koninklijke familie en het kabinet. De kranten hadden tot op dat ogenblik vrijwel geen negatief nieuws gepubliceerd. In vrijwel alle krantenartikelen werd op 12 mei nog hoog opgegeven van de Nederlandse verdediging.
In de nacht van zondag 12 en maandag 13 mei 1940 vertrokken Juliana, Bernhard, Beatrix en Irene aan boord van de Engelse torpedojager 'H.M.S. Codrington'
HMS Hereward
Generaal Schmidt, bevelhebber van het 39e legerkorps, heeft van zijn superieur, generaal Von Küchler, opdracht gekregen het verzet in Rotterdam "met alle middelen" te breken. Het is zeker dat Hitler, die zich op maandag 13 mei bezorgd toonde over het gebrek aan voortgang in Nederland, opdracht (Führerweisung) gaf het Nederlandse verzet in korte tijd te breken
Georg Karl Friedrich Wilhelm von Küchler (Schloss Philippsruhe bij Hanau, 30 mei 1881 - Garmisch-Partenkirchen, 25 mei 1968) was een Duitse veldmaarschalk gedurende de Tweede Wereldoorlog
Von Küchler leidde de succesvolle Duitse aanval op Nederland in 1940 en trok toen verder naar België. Ook hier behaalde hij succes en zijn 18. Armee viel toen Frankrijk binnen. Zijn leger eindigde dit deel van de oorlog in Pas-de-Calais met de omsingeling van Duinkerke.
Kampfgeschwader 54 werd vanaf het Belgische front teruggetrokken om in Nederland te worden ingezet. Dit betrof een eenheid middelzware bommenwerpers Heinkel He 111, naast de voor een tactische doorbraak noodzakelijke Stuka's die al beschikbaar waren
Een Heinkel He 111 was een bommenwerper die door de Duitse Luftwaffe tijdens de Spaanse Burgeroorlog en de Tweede Wereldoorlog werd ingezet en aan alle fronten dienst deed. Het was de ruggengraat van de Duitse bommenwerpervloot. Het prototype vloog voor het eerst in februari 1935 en werd ontwikkeld onder het mom van vrachtvliegtuig om onder de eisen van het Verdrag van Versailles uit te komen en werd om deze reden ook wel de 'geheime bommenwerper' genoemd
. Loe de Jong betoogt in zijn Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog dat Hitler niet slechts een doorbraak over de Willemsbrug beoogde, maar de capitulatie van Nederland. Indien Nederland niet capituleerde, zouden ook Utrecht, Den Haag, Amsterdam, Haarlem en andere grote steden gebombardeerd worden, zo werd beweerd. Schriftelijke bevelen daartoe zijn echter niet bekend. Wel zijn er pamfletten boven Utrecht uitgestrooid, gericht aan de commandant aldaar. De stad zou bij verder verzet hetzelfde lot als Warschau ondergaan. Het volkenrechtelijk verweer dat Rotterdam aangevallen mocht worden omdat het een verdedigde stad was, wordt door sommigen dan ook betwist.
Willemsbrug
Op 14 mei tussen 9 en 10 uur stuurde generaal Schmidt een ultimatum naar kolonel Scharroo, de Nederlandse commandant van Rotterdam, en aan burgemeester Oud. Kolonel Scharroo ontving de drie Duitse militairen, die onder een witte vlag het ultimatum bezorgden, zonder Ouds aanwezigheid. Wel liet hij de brief lezen. De brief bleek ondertekend met de commandant van de Duitse troepen, zonder handtekening of rang
Kolonel Pieter Wilhelmus Scharroo (Den Haag, 16 september 1883 - aldaar, 19 augustus 1963) was bevelhebber van de Nederlandse troepen tijdens de Slag om Rotterdam na de Duitse inval van 10 mei 1940. Terwijl hij op 14 mei met Duitse bevelhebbers onderhandelde over de overgave van de stad vond het Bombardement op Rotterdam plaats
Pieter Jacobus (Pieter, Piet) Oud (Purmerend, 5 december 1886 – Rotterdam, 12 augustus 1968
Het begin van de Tweede Wereldoorlog bracht het Bombardement van Rotterdam waarbij het centrum van de stad in puin werd gelegd. Snel na de capitulatie begon burgemeester Oud leiding te geven aan het opbouwwerk, maar na voortdurende kritiek van de NSB dat hij niet meegaand genoeg was besloot hij in oktober 1941 zijn ontslag in te dienen. Desondanks vonden sommigen dat Oud al te ver was meegegaan door zijn samenwerking met de Duitse bezetter. Tot het eind van de oorlog was de NSB'er Frederik Ernst Müller burgemeester van Rotterdam.
Scharroo vond dit te vaag (een vodje papier) om Rotterdam op over te geven. Het ultimatum werd om 10:30 uur door Scharroo ontvangen en dat stelde dat twee uur na ontvangst maatregelen tot vernietiging van Rotterdam getroffen zouden worden. Scharroo belde generaal Winkelman op en zei dat hij niet van zins was op dit vod te capituleren, maar erkende dat de bevoegdheid bij Winkelman lag. Militair gezien zag hij geen noodzaak tot capitulatie: er was pantserafweergeschut op weg naar de Willemsbrug, de vernietiging van de spoorbrug werd voorbereid, en de Rechter Maasoever was nog vrij van Duitse troepen.
Burgemeester Oud had moeite om met generaal Winkelman verbonden te worden, en gaf te kennen dat het landsbelang voor het belang van de stad Rotterdam ging, maar als de Nederlandse verdediging toch hopeloos zou zijn, dat dan Rotterdam gespaard diende te worden.
Winkelman besloot tijd te winnen door Scharroos argument tot het zijne te maken. Hij liet Scharroo om een nieuw en nu netter geformuleerd ultimatum vragen. Dit verzoek kwam om 11:45 uur. Om 12:10 uur vertrok kapitein Backer, een van Scharroos aangestelde stafofficieren, met dit verzoek. Het ultimatum zou ondertekend moeten zijn en naam en rang van de Duitse officier moesten worden vermeld.
Winkelman besloot tijd te winnen door Scharroos argument tot het zijne te maken. Hij liet Scharroo om een nieuw en nu netter geformuleerd ultimatum vragen. Dit verzoek kwam om 11:45 uur. Om 12:10 uur vertrok kapitein Backer, een van Scharroos aangestelde stafofficieren, met dit verzoek. Het ultimatum zou ondertekend moeten zijn en naam en rang van de Duitse officier moesten worden vermeld.
Kapitein Backer in gesprek met Duitse militairen op het Noordereiland
Een kwartier voor het verstrijken van het ultimatum werd dit aan Oberstleutnant Dietrich von Choltitz overhandigd - de man die later als commandant van Parijs het vernietigingsbevel van Hitler van die stad zou weigeren uit te voeren. Omdat de stad in een half uur niet geëvacueerd kon worden, ook omdat er nauwelijks vluchtmogelijkheden waren, besloot burgemeester Oud de stad niet te laten ontruimen. Als iedereen open op straat opeengeklemd zou zitten, zou het aantal slachtoffers slechts toenemen. Waarom eerder niet tot evacuatie werd besloten is in de Nederlandse weergave van de gebeurtenissen altijd onderbelicht gebleven.
Dietrich von Choltitz, 1940
Generaal Schmidt hoorde het rapport van zijn parlementair aan, en gaf bevel het geplande artilleriebombardement van 13:00 uur uit te stellen. Tevens liet hij Kampfgeschwader 54 opdracht geven het bombardement uit te stellen wegens overgaveonderhandelingen
Dit eskader steeg juist op van drie Duitse vliegvelden. De eskadercommandanten werd meegedeeld dat wanneer het bombardement geen doorgang zou vinden, vanaf het Noordereiland rode lichtkogels afgevuurd zouden worden.
Schmidt ontving door onbekende oorzaak echter geen bericht dat de Duitse vliegtuigen toch zijn opgestegen en nam geen maatregelen om rode lichtkogels te laten afvuren. Hij liet een nieuw ultimatum opstellen, en ondertekende ditmaal wel met naam, rang en handtekening. Voor 16:20 uur wilde hij Scharroos overgave ontvangen. Het was op dat moment 13:20 uur.
Schmidt ontving door onbekende oorzaak echter geen bericht dat de Duitse vliegtuigen toch zijn opgestegen en nam geen maatregelen om rode lichtkogels te laten afvuren. Hij liet een nieuw ultimatum opstellen, en ondertekende ditmaal wel met naam, rang en handtekening. Voor 16:20 uur wilde hij Scharroos overgave ontvangen. Het was op dat moment 13:20 uur.
Reeds binnen enkele minuten verschenen Duitse bommenwerpers. In paniek liet Schmidt witte rollen katoen uit een warenhuis uitrollen als teken van overgave en rode lichtkogels afvuren. Een vanuit het zuiden naderend eskader zwenkte af (drie bommenwerpers lieten hun bommen reeds vallen), maar de vanuit het oosten naderende vliegtuigen niet en zij wierpen 100 ton bommen op de stad af.
Rotterdam was op dat moment verstoken van luchtverdediging. Wel klonk het luchtalarm, minuten achtereen. De bevolking zocht een schuilplaats in gebouwen en kelders
Rotterdam was op dat moment verstoken van luchtverdediging. Wel klonk het luchtalarm, minuten achtereen. De bevolking zocht een schuilplaats in gebouwen en kelders
Rudolf Schmidt
12 May 1886
Berlin, Kingdom of Prussia, German Empire
7 April 1957(1957-04-07) (aged 70)
Krefeld, North Rhine-Westphalia, West Germany
Berlin, Kingdom of Prussia, German Empire
7 April 1957(1957-04-07) (aged 70)
Krefeld, North Rhine-Westphalia, West Germany
De Duitse bommen vielen in een brede strook in het centrum en ten noorden ervan, van Kralingen tot station Hofplein. Het bombardement duurde een kwartier. Na afloop bleken elektriciteit, gas, telefoon en water uitgevallen. Ook het gemeenteziekenhuis aan de Coolsingel werd getroffen en brandde uit. De brandweer kon de zich snel uitbreidende branden niet bedwingen, temeer daar er geen druk meer op de waterleidingen stond.
Rotterdam werd op 14 mei 1940 in zijn stadshart gebombardeerd door de Duitsers. Ongeveer 800 mensen kwamen om en zo'n 80 000 werden dakloos.
Na dit bombardement wist kapitein Backer, die Schmidts tweede ultimatum bij zich droeg, door het centrum van Rotterdam bij kolonel Scharroos hoofdkwartier aan de Statenweg in Blijdorp te komen. Verbinding met generaal Winkelman in Den Haag bleek niet meer mogelijk. In overleg met burgemeester Oud, overste Wilson (vertegenwoordiger en gemandateerde van het algemeen hoofdkwartier), en de aanwezige kapiteins, besloot Scharroo tot capitulatie van Rotterdam. Overste Wilson vertrok per auto naar Den Haag om generaal Winkelman in kennis te stellen van het besluit tot capitulatie van Rotterdam.
Het bombardement heeft de Nederlandse verdedigingsposities bij de Willemsbrug niet geraakt, en is daarvoor ook niet bedoeld geweest. Scharroo meldde zich een half uur voor afloop van het tweede ultimatum bij de Duitse linies, om 15:50 uur. Hij heeft om 15:00 uur de Nederlandse troepen opdracht gegeven niet meer te vuren. Bij Schmidt aangekomen ondertekende hij met "angenommen".
Mogelijk met de hachelijke positie van generaal Von Sponeck in gedachten, gaf de Duitse veldmaarschalk Kesselring opdracht tot een tweede bombardement tussen 19 en 20 uur. Hij gaf ook Schmidt opdracht tot doorbraak naar Von Sponeck. Drie groepen bommenwerpers zouden de stad bombarderen tenzij hij bericht kreeg dat de doorbraak een feit zou zijn. Zodra Schmidt om 17:15 uur dit bericht ontving, zond hij een ongecodeerd bericht dat het noorden van de stad in zijn handen bevond - hoewel dit strikt genomen nog niet het geval is geweest. Hij vertrouwde op Scharroos handtekening
Generalfeldmarschall Albert Kesselring
Om 16:15 uur begonnen eenheden van Students Fliegerdivision en de SS Leibstandarte Adolf Hitler de Maas over te steken. In het begin van de avond werden details besproken in Scharroos hoofdkwartier met burgemeester Oud en generaal Student. Toen er buiten schoten klonken, stak Student zijn hoofd uit het raam om aan dat nutteloze geschiet een eind te maken. Hij werd getroffen door een kogel. Duitse soldaten begonnen Nederlandse soldaten tegen de muur te plaatsen voor een massa-executie. Von Choltitz verhinderde deze massamoord en liet de burgers naar een kerk brengen. Student werd naar het Bergwegziekenhuis gebracht en daar geopereerd. De volgende dag bleken er alleen Duitse kogels in de muur van de kamer te zitten. Student werd gered maar was tot januari 1941 uitgeschakeld
Kurt Student
Toen de volgende dag de Duitsers dreigden op dezelfde manier ook Utrecht plat te gooien, besloot het Nederlandse leger te capituleren. De capitulatie vond plaats op de nacht van woensdag 15 mei in het dorpje Rijsoord (gemeente Ridderkerk, ten zuiden van Rotterdam). De capitulatie werd getekend door generaal Winkelman, in een school die was gevorderd door generaal Kurt Student en die in eerste instantie als diens hoofdkwartier had dienst gedaan (deze school is tegenwoordig een museum); de hierbij aanwezige hoogste officier van Duitse zijde was generaal Georg von Küchler. De capitulatie gold niet voor de provincie Zeeland
Nederlandse onderhandelaar in de Van der Takstraat op het door deDuitsers bezette Noordereiland in Rotterdam, 14 mei 1940
Het capitulatiemonument voor het voormalige schoolgebouw aan de Rijksstraatweg 101 in Rijsoord (nu het Museum Johannes Postschool) herinnert aan een zwarte bladzijde uit de geschiedenis van Nederland. In dit schoolgebouw tekende de toenmalige opperbevelhebber van het Nederlandse leger, generaal H. G. Winkelman op 15 mei 1940 de Duitse capitulatievoorwaarden nadat hij de middag ervoor, op 14 mei 16.50 uur, de onderbevelhebbers van het Nederlandse leger had bevolen de wapens neer te leggen
De strijd in Zeeland is een episode in de Tweede Wereldoorlog in de periode van 10 tot 27 mei 1940, waarin Nederlandse, Franse en Belgische militairen weerstand boden aan de Duitse opmars in de provincie Zeeland.
Zeeland in de meidagen van 1940
De provincie Zeeland stond in zijn geheel afzonderlijk onder commando van de Commandant Zeeland (C.Z.), schout-bij-nacht Hendrik-Jan van der Stad, die rechtstreeks verantwoording verschuldigd was aan de opperbevelhebber, generaal Henri Winkelman. Op 10 mei 1940 waren de beschikbare eenheden van de C.Z. als volgt gelegerd
Na het bombardement op Rotterdam op 14 mei capituleerde Nederland met uitzondering van Zeeland, omdat de Franse troepen er nog in gevecht waren met Duitse eenheden. Er was onbegrip over het vertrek van de Koningin en de Regering naar Londen. Ook de Commissaris van de Koningin was vertrokken. Zonder medeweten van de Staten van Zeeland was Johan Quarles van Ufford in de loop van de avond van 14 mei met zijn gezin in Oostburg aangekomen om daar, naar eigen zeggen, het provinciaal bestuur onbelemmerd voort te kunnen zetten. Al op 12 mei had de Commandant Zeeland (C.Z.) zijn troepen in Midden-Zeeland overgedragen aan gén. de brig. Durand en de troepen in Zeeuws-Vlaanderen aan gén. Deslaurens. Op 16 mei stak ook hij de Westerschelde over en vestigde zich in Breskens. Zijn staf bleef in Middelburg achter met de strikte opdracht om niets over zijn vertrek bekend te maken.
Met de opmars door Midden-Zeeland werd het SS-Regiment “Deutschland” (SS-Rgt. “D”) belast onder leiding van SS-Standartenführer (SS-Staf.) Felix Steiner met twee infanteriebataljons, een verkenningsbataljon en een aantal ondersteunende eenheden. Daarnaast kon de regimentscommandant rekenen op één, later twee extra artillerieafdelingen. Het 2e bataljon (II-SS-Rgt. “D”) werd ingezet om samen met een mitrailleurbataljon en enige ondersteunende eenheden Schouwen Duiveland en Tholen in te nemen. Het regiment maakte deel uit van de SS-Verfügungsdivision van SS-Gruppenführer Paul Hausser die zijn staf ook op Zuid-Beveland vestigde. De andere twee regimenten van zijn divisie waren elders ingezet. Met gevechtservaring opgedaan in Polen, zou de eenheid met gemotiveerde soldaten een geduchte tegenstander blijken. Echter als aanvallers en door hun getalsminderheid zouden zij, mede door roekeloosheid relatief grote verliezen lijden
geboren: 23 mei 1896, Nesterov, Rusla
overleden 12 mei 1966 munchen duitsland, felix steiner
(Brandenburg an der Havel, 7 oktober 1880 - Ludwigsburg, 21 december 1972, paul hausser
Na de capitulatie van Nederland besloot de Duitse legerkorpscommandant om ook de C.Z. tot capitulatie te bewegen. Een ultimatum daartoe omvatte de inzet van sterke land- en luchtwapens en de capitulatievoorwaarden als dreigement bij het verdere verloop van de Duitse opmars door Zeeland. In de nacht van 14/15 mei zocht de parlementair vanaf Woensdrecht vergeefs contact. Lopend in de nachtelijke uren bleek het gebied ontruimd, waarna werd afgezien van verdere onderhandelingen. Aan het mislukken werden geen consequenties verbonden.Gedurende de eerste oorlogsdagen werd de druk op de Nederlandse troepen steeds groter. Geruchten over gelande parachutisten waren de oorzaak dat voortdurend patrouilles werden uitgezonden en talrijke wachtposten bemand. Overdag werden de stellingen verder uitgebouwd terwijl Duitse vliegtuigen bijna dagelijks bommen afwierpen en laag over de grond de stellingen mitrailleerden. De voortdurende inzet van de soldaten en psychische druk was de oorzaak dat zij nog nauwelijks aan rust toekwamen. In de vroege ochtend van 15 mei begon de Duitse opmars door Zeeland
De Bathstelling bij Bath in oostelijk Zuid-Beveland werd bezet door het 14 Grensbataljon (14 G.B.) met twee tirailleurcompagnieën en een ondersteuningscompagnie. De ondersteuning door zwaardere wapens was minimaal; luchtafweergeschut ontbrak geheel
De Zanddijkstelling tussen Yerseke en Hansweert werd verdedigd door drie bataljons; het 1e en 3e bataljon van het 40 Infanterieregiment (I&III-40 R.I.) en III-38 R.I. Verder was er artillerieondersteuning door de 2e en 3e afdeling van het 17 Artillerieregiment (II&III-17 R.A.). Ook hier was artillerieondersteuning toegezegd door Nederlandse marineschepen, maar bij ontstentenis werden twee Engelse en een Franse torpedojager en ook de mijnenlegger Hr.Ms. Hijdra ingezet.
Hr.Ms. Hydra
Kanaalstelling Op 13 mei besloot de commandant van het 7e Franse Leger om Zuid-Beveland te versterken zodat Duitse troepen er geen basis konden vormen voor een aanval op de Oost-Zeeuws-Vlaamse kust, in de rug van de Belgische verdediging. Nog diezelfde dag kreeg gén. Deslaurens, de commandant van de 60 D.I. in Oost-Zeeuws-Vlaanderen opdracht om daarvoor een versterkt regiment af te staan. De opzet was om achter de Zanddijkstelling met het 271 Régiment d’Infanterie (271 R.I.) een nieuwe verdedigingslijn te maken aan de oostzijde van het Kanaal door Zuid-Beveland, tussen Wemeldinge en Hansweert. In de loop van de ochtend van 14 mei werd het verkenningsbataljon van de 60 D.I. vanuit Terneuzen naar Hoedekenskerke overgevaren met de opdracht om de bestaande situatie te verkennen en te beoordelen
Door gebrek aan scheepsruimte duurde het daarna de gehele dag om het regiment en al het materiaal over te zetten. De verplaatsingen naar hun posities achter het kanaal onder leiding van Colonel Marinus Guihard, de infanteriecommandant van de 60 D.I., verliep tot in de nachtelijke uren. Het I-271R.I. diende de zuidelijke en het II-271 R.I. de noordelijke sector ter verdediging in te richten. Het III-271 R.I. kwam in reserve westelijk van Kapelle. Eenmaal aangekomen op hun locaties achter het kanaal volgde tegenorder op tegenorder. Wellicht omdat de actie door tijdgebrek niet was voorbereid, maar dat had wel tot gevolg dat de verdediging door de onduidelijke situatie niet uitgebouwd kon worden. In de ochtend van de volgende dag, op 16 mei, opende de Duitse artillerie het vuur op de Franse soldaten in hun half afgemaakte schuttersputten. Gelijktijdig werden de stellingen vanuit de lucht gebombardeerd. Tijdens de paniek die ontstond, gelukte het de Duitse infanterie om over het kanaal te komen bij de sluizen bij Hansweert en om 08.30 uur ook over de half vernielde spoorbrug en de Postbrug. Van daar uit zetten zij in rap tempo hun opmars in westelijke richting voort. Een tegenaanval om 10.30 uur nabij Biezelinge mislukte, waarna besloten werd terug te trekken tot achter de Sloedam op Walcheren.
sloedam walcheren
Het eiland Tholen werd destijds aan de oostzijde afgesloten door het slikkengebied de ‘Eendracht’. Aan de westzijde van die geul hadden twee tirailleurcompagnieën en een ondersteuningscompagnie van I-38 R.I. posities ingenomen. De opdracht was om de vijand de toegang tot het eiland Tholen te ontzeggen om daarmee de noordelijke flank van de Zanddijkstelling te beveiligen. Ook hier waren inundaties gesteld zodat alleen de hoger gelegen weg Tholen-Halsteren over de ‘Eendracht’ begaanbaar was. Op 13 mei werd de brug daarover opgeblazen. Voor de aanval op Tholen waren aan Duitse zijde een aantal specifieke eenheden samengevoegd die eigenlijk niet voor een dergelijke taak bedoeld waren. Het eerste vuurgevecht ontstond in de namiddag van 15 mei bij het naderen van een Duitse verkenningspatrouille. In de vooravond werd een aanval afgeslagen. Een inderhaast aangevoerde Duitse artillerieafdeling nam tegen het middaguur van de volgende dag de stellingen onder vuur, waarna in overleg met de waarnemend C.Z. besloten werd om de stellingen te ruimen, omdat de Zanddijkstelling verloren was gegaan. Omstreeks 16.00 uur kwam een nieuwe Duitse aanval op gang en kon de ‘Eendracht’ zonder tegenstand doorschreden worden. Ongeveer de helft van de verdedigers kon ontkomen naar Schouwen Duiveland
De verdediging van het eiland Schouwen-Duiveland was geconcentreerd rondom het vliegveld Haamstede en bestond uit een bewakingscompagnie en een luchtdoelbatterij. Gedurende de eerste oorlogsdagen werd het vliegveld regelmatig aangevallen door Duitse jagers en bommenwerpers. Na de val van de Bathstelling werd het zwaartepunt van de eilandverdediging gelegd aan de zuidoostzijde van Duiveland. Dat werd mogelijk door de komst van uitgeweken Peeltroepen en op 16 mei ook door uitgeweken verdedigers van Tholen en van de Zanddijkstelling. Die dag werd het eiland voor het eerst beschoten door Duitse artillerie en nam in de avond in hevigheid toe. Omstreeks 04.15 uur in de vroege ochtend van 17 mei viel de II-SS-Rgt “D” in stormboten en pontons aan over de Zijpe. Er werd weinig tegenstand geboden, zodat Schouwen Duiveland al tegen 13.00 uur in Duitse handen kwam
Walcheren en Zuid-Beveland waren destijds door een slikkengebied van elkaar gescheiden. De 800 meter lange Sloedam was de enige verbinding tussen de eilanden en een makkelijk te verdedigen terreindeel. In de namiddag van 16 mei werd de Sloedam door Franse troepen in staat van verdediging gebracht in een poging de Duitse opmars door Midden-Zeeland te stuiten. Met die opdracht werd gén. Deslaurens belast, de commandant van de 60 D.I. Deze had kort daarvoor het bevel gekregen over alle troepen op Walcheren en Zuid-Beveland nadat gén. de brig. Durand wegens disfunctioneren uit zijn functie was ontheven. Vanaf Veere, met het uitzicht op de slikkengebied van het Veerse Gat, hadden delen van het I Marine Bataljon posities in weerstandsnesten betrokken. Aan de Walcherse kant van de Sloedam was de verdediging in de diepte uitgebouwd door drie Franse bataljons (II&III-224 R.I. en de resten van het 271 R.I.). Meer naar het zuiden had de 14 Reserve Grenscompagnie uit West-Zeeuws-Vlaanderen zich ingegraven. In de loop van de avond kwam het tot een eerste treffen toen Duitse verkenners de Sloedam naderden.
De Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland (afgekort 'NSB') was een Nederlandse politieke partij die van 1931 tot 1945 heeft bestaan. De NSB was op nationaalsocialistische leest geschoeid en fungeerde ten tijde van de Tweede Wereldoorlog als collaboratiepartij
De NSB had de juridische vorm van een stichting, in plaats van de voor politieke partijen gangbare verenigingsvorm. Op 14 december 1931 was de NSB weliswaar voor de eerste keer naar buiten getreden met een zogeheten oprichtingsvergadering in Utrecht, maar daaraan lag geen officiële handeling ten grondslag. Deze oprichtingsvergadering in 1931 was georganiseerd door de toekomstige leider Anton Mussert en Cees van Geelkerken. De NSB werd pas officieel in het leven geroepen op 4 november 1932, toen Mussert bij notariële akte de stichting 'Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland' in het leven riep.
Anton Adriaan (Ad) Mussert (Werkendam, 11 mei 1894 – Den Haag, 7 mei 1946
Geelkerken, Cornelis van, politicus (Sint-Jans-Molenbeek (Belg.) 19-3-1901 - Ede 29-3-1976
.De statuten van de stichting bepaalden dat het bestuur ervan werd gevormd door één persoon: Mussert zelf, onder de titel 'Algemeen Leider'. Deze bestuurder was weliswaar statutair verplicht een 'Algemene Raad' van minstens vijf personen te benoemen, maar deze raad had geen bevoegdheid. Diezelfde statuten bepaalden namelijk: alle besluiten neemt de Algemeen Leider, al of niet de Raad gehoord hebbende. Ook kon de Algemeen Leider de leden van de Raad naar believen ontslaan en benoemen. Om zich te onderscheiden van een 'klassieke' politieke partij in de Nederlandse parlementaire constitutionele monarchie, noemde zij zich consequent een beweging in plaats van een partij. Van meet af aan hanteerde de NSB het 'leidend beginsel', dat in vrijwel alle belangrijke publicaties werd afgedrukt
Na een jaar van zorgvuldige voorbereiding in kleine kring trad de NSB op 7 januari 1933 voor het eerst in de openbaarheid met een door 600 aanhangers bezochte 'Landdag' in Utrecht. Toen werd ook het partijweekblad Volk en Vaderland (met als hoofdredacteur de schrijver en uitgever George Kettmann) geïntroduceerd. Ook werd op de Utrechtse Mariaplaats voor het eerst gemarcheerd door de eerste formaties van de zwart-geüniformeerde Weerbaarheidsafdeling (WA).
Een snelle groei nam zijn aanvang: van circa 1000 leden in januari 1933 naar 21.000 op 1 januari 1934, 33.000 op 1 januari 1935 en 52.000 op 1 januari 1936. Er werden ook enige duizenden leden ingeschreven in Nederlands-Indië (deze voor het merendeel vermogende leden vormden de belangrijkste groep financiers van de NSB).
Bij de Statenverkiezingen van 16 april 1935 boekte de NSB een sensationeel succes: 7,94% van de stemmen
Een snelle groei nam zijn aanvang: van circa 1000 leden in januari 1933 naar 21.000 op 1 januari 1934, 33.000 op 1 januari 1935 en 52.000 op 1 januari 1936. Er werden ook enige duizenden leden ingeschreven in Nederlands-Indië (deze voor het merendeel vermogende leden vormden de belangrijkste groep financiers van de NSB).
Bij de Statenverkiezingen van 16 april 1935 boekte de NSB een sensationeel succes: 7,94% van de stemmen
.George Kettmann
De economische crisis en de onmacht van de parlementaire democratie om hier adequaat tegen op te treden, bliezen in die jaren overal in West-Europa het fascisme (en later zijn variant het nationaalsocialisme) de wind in de zeilen. In Nederland was de NSB echter de eerste en enige partij die daaruit massa-aanhang won. Redenen hiervoor waren:
- de goede reputatie van Mussert en zijn naaste medewerkers als 'degelijke' en kundige intellectuelen en academici;
- de hechte organisatorische opbouw van de NSB, die haar leden door middel van rangen, uniformen, symbolen, groet e.d. een 'elite'-bewustzijn gaf;
- Musserts politieke kleurloosheid, die hem in staat stelde vogels van diverse pluimage onder zijn leiding te verenigen;
- de 'legale' tactiek (de NSB streefde naar ongedeelde macht, maar slechts met wettige middelen).
De NSB had vooral aanhangers onder de middenklasse: middenstanders, ambtenaren en kleine boeren. De NSB was vooral sterk in de regio's Drenthe (met name Assen), Utrecht, Noord-Holland (met name Amsterdam, Bloemendaal, Zandvoort, Marken en Texel), de Achterhoek (met name Winterswijk en omgeving, Borculo en Ruurlo), 's-Gravenhage en niet-bevindelijk gereformeerde delen van de Veluwe (met name Rozendaal), zowel vanwege de geringe kerkelijke binding daar alsook vanwege het succes van Landbouw en Maatschappij in die gebieden.
In de sterk verzuilde katholieke gebieden was de partij vaak zeer zwak vertegenwoordigd, met uitzondering van de oostelijke Mijnstreek in Zuid-Limburg waar randkerkelijke mijnarbeiders en arbeiders die in het naburige nationaalsocialistische Duitsland werkten, relatief vaak NSB stemden. Ook beter gesitueerden (hoge officieren, ondernemers, vrije beroepen) waren echter lid van „de Beweging”.
Nieuwe NSB-kiezers waren vooral voormalige aanhangers van de Liberale Staatspartij (LSP) alsook voormalig SDAP-electoraat. De eigenlijke partijfunctionarissen kwamen daarentegen uit alle lagen, politieke en confessionele groepen in de Nederlandse bevolking.
In de sterk verzuilde katholieke gebieden was de partij vaak zeer zwak vertegenwoordigd, met uitzondering van de oostelijke Mijnstreek in Zuid-Limburg waar randkerkelijke mijnarbeiders en arbeiders die in het naburige nationaalsocialistische Duitsland werkten, relatief vaak NSB stemden. Ook beter gesitueerden (hoge officieren, ondernemers, vrije beroepen) waren echter lid van „de Beweging”.
Nieuwe NSB-kiezers waren vooral voormalige aanhangers van de Liberale Staatspartij (LSP) alsook voormalig SDAP-electoraat. De eigenlijke partijfunctionarissen kwamen daarentegen uit alle lagen, politieke en confessionele groepen in de Nederlandse bevolking.
Vanaf eind 1935 begon de NSB-aanhang evenwel terug te lopen in de meeste gebieden. Het ledental was op 1 januari 1937 gedaald tot 48.000, daarna ging die daling in versneld tempo door (32.000 op 1 januari 1940). De Tweede Kamerverkiezingen van mei 1937 werden een echec: 4,22% van de stemmen, dus bijna een halvering ten opzichte van 1935. Bij de Statenverkiezingen van april 1939 daalde de NSB-aanhang verder tot 3,89%.
Die teruggang kwam doordat de tegenstand van de zijde van de democratische partijen, van de vakbeweging en de kerken veel sterker werd toen het fascisme een ernstig te nemen gevaar bleek. De Nederlandse regering nam maatregelen: eind 1933 was het NSB-lidmaatschap voor ambtenaren verboden en eind 1935 nam de regering-Colijn het initiatief tot een verbod van particuliere weerkorpsen (zie ook Uniformverbod). De NSB-leiding hief naar aanleiding hiervan de WA eigener beweging op. De Rooms-katholieke Kerk verbood haar leden vanaf 1935 het lidmaatschap, hoewel eerst in de oorlog excommunicatie zou volgen. De synode van de Gereformeerde Kerk verbood NSB-lidmaatschap in 1936, tezamen met dat van de Christelijk-Democratische Unie
regering colijn
Hoofdoorzaak van de teruggang was echter de radicalisering die de beweging vanaf 1935 doormaakte en die vele sympathisanten van haar vervreemdde. Op ideologisch gebied werden de staatsabsolutistische denkbeelden van hegeliaanse filosofen (B. Wigersma, S.A. van Lunteren e.a.), die in de eerste jaren in de NSB de toon aangaven, vanaf 1935 verdrongen door de 'volkse' theorieën van 'bloed en bodem'. In zijn brochure De bronnen van het Nederlandsche nationaalsocialisme (herfst 1937) aanvaardde Mussert het racistische antisemitisme (in de dagelijkse propaganda van de NSB had een anti-joodse mentaliteit reeds tevoren een onderhuidse rol gespeeld). Tijdens de Tweede Wereldoorlog steeg het aantal leden tot ongeveer 100.000. De nieuwe leden - van wie velen in mei 1940 toetraden - werden door de oudgedienden van de partij vaak smalend als 'meikevers' betiteld
Nog duidelijker voor het grote publiek was de radicalisering ten aanzien van de buitenlandse politiek. In oktober 1935 verklaarde Mussert zich solidair met Italië, dat het weerloze Ethiopië was binnengevallen, en sedertdien steunde de NSB de agressieve politiek van Hitler-Duitsland en Mussolini's Italië. Naarmate deze opstelling de NSB meer isoleerde, werd ook haar binnenlands-politieke optreden steeds tomelozer en vulgairder en haar tactiek steeds minder burgerlijk en 'legaal'
Een belangrijke rol speelde daarbij mr. M.M. Rost van Tonningen, protegé van de Duitse SS-leiding, die in augustus 1936 lid werd en direct hoofdredacteur werd van een nieuwe krant: Het Nationale Dagblad. In 1937 nam hij zitting in de Tweede Kamer (de NSB-Kamerleden werden overigens regelmatig tot de orde geroepen wegens verbaal en fysiek geweld). Rost van Tonningen (een felle nazi en antisemiet) stimuleerde niet alleen de radicalisatie, maar bracht ook interne verdeeldheid door met Duitse SS-steun tegen Musserts meer gematigde leiding te intrigeren. Bovendien was Rost van Tonningen als NSB-Kamerlid in 1939 met RKSP-Kamerleden Van der Putt en Ruijter in een vechtpartij in het parlement verwikkeld geraakt, na een poging tot interpellatie jegens minister Carel Goseling (RKSP) over de zaak-Oss gedurende het kabinet-Colijn IV; het felle antiklerikalisme en openlijke steun aan Hitler deden de electorale steun voor de NSB in alle katholieke gebieden nog verder dalen, terwijl de partij in katholieke streken en provincies reeds gemarginaliseerd en slechts minimaal vertegenwoordigd was. Bovendien was het NSB-Kamerlid Rost van Tonningen voorafgaand aan het parlementair handgemeen door een RKSP-Kamerlid (Henk Ruijter) openlijk als „landverrader” betiteld, welke opmerking de kranten landelijk haalde.
Na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, bepleitte de NSB voor Nederland strikte neutraliteit. Haar sympathie stond geheel aan de Duitse kant: zij verwachtte als resultaat van de oorlog een 'nieuw Europa' op nationaalsocialistische grondslag onder Duitse hegemonie. Nederland zou daarin nog slechts een plaats kunnen vinden als het Mussert en de NSB aan de macht bracht. Tijdens de meidagen van 1940 werden ongeveer 10.000 NSB'ers gevangengezet. Hun bevrijding door de Duitsers versterkte hun neiging om met de bezetters samen te werken. Op de 'hagespraak' van 22 juni 1940 te Lunteren schaarde Mussert zich volledig aan de Duitse kant: voor hem en zijn aanhang was de oorlog met Duitsland afgelopen en had het Oranjehuis de troon verspeeld. Een jaar na de Duitse inval (1941) in Nederland werden alle politieke partijen behalve de NSB verboden.
Als bescherming tegens lynchpartijen bij een eventuele geallieerde invasie vroeg Mussert rond de jaarwisseling 1941-1942 aan Seyss-Inquart om uitreiking van wapens aan de NSB'ers. Deze voelde daar wel voor, maar Christiansen was tegen: hij was bang dat de NSB'ers zich bij zo'n inval tegen de Duitsers zouden keren om zich tegenover de geallieerden en de bevolking te rehabiliteren. Het werd vervolgens aan Hitler voorgelegd, die zich eveneens negatief ten aanzien van het idee opstelde. Het verzoek werd dus afgewezen
seyss inquart.
friedich christiansen
De NSB werkte openlijk samen met de bezetters en pleitte onder meer (vergeefs) bij de Duitse bezetter voor een samenvoeging van Nederland, België en Frans-Vlaanderen tot een Groot-Nederland binnen een Europese of Germaanse statenbond, welke natuurlijkerwijs onder hegemonie van het Duitse Rijk zou staan. Mussert en de zijnen kregen echter wel steeds meer invloed in de lagere overheid (veel burgemeesters waren NSB'ers van Mussert-strekking), maar zij kregen geen echte regeringsbevoegdheden. In werkelijkheid deelde Seyss-Inquart de lakens uit, en werd Mussert door Hitler nauwelijks serieus genomen.
Musserts politieke doel — de staatsmacht voor de NSB in een met België verenigd onafhankelijk Nederland als lid van een Germaanse of Europese statenbond — werd niet bereikt, al bepleitte hij zijn zaak hardnekkig bij Hitler. Op steun van het Nederlandse volk kon hij zich bij de Duitsers niet beroepen; integendeel, de NSB werd algemeen gehaat (zo leidden de anti-joodse acties van de heropgerichte WA indirect tot de Februaristaking van 1941). Bovendien werd zijn streven tegengewerkt door het op verduitsing gerichte Groot-Germaanse annexatiestreven van de SS, dat ook binnen de NSB ondersteuning vond bij Rost van Tonningen, alsmede bij de in september 1940 opgerichte Nederlandsche SS onder leiding van Henk Feldmeijer. Wel werd de NSB in december 1941 de enige toegelaten partij en kreeg Mussert een jaar later de (ere)titel Leider van het Nederlandse volk, maar werkelijke macht bracht dit niet met zich mee. Na mei 1943 kreeg de SS-richting onder de bezetters geheel de overhand en was de kans op een gematigder NSB-regering verkeken.
Musserts politieke doel — de staatsmacht voor de NSB in een met België verenigd onafhankelijk Nederland als lid van een Germaanse of Europese statenbond — werd niet bereikt, al bepleitte hij zijn zaak hardnekkig bij Hitler. Op steun van het Nederlandse volk kon hij zich bij de Duitsers niet beroepen; integendeel, de NSB werd algemeen gehaat (zo leidden de anti-joodse acties van de heropgerichte WA indirect tot de Februaristaking van 1941). Bovendien werd zijn streven tegengewerkt door het op verduitsing gerichte Groot-Germaanse annexatiestreven van de SS, dat ook binnen de NSB ondersteuning vond bij Rost van Tonningen, alsmede bij de in september 1940 opgerichte Nederlandsche SS onder leiding van Henk Feldmeijer. Wel werd de NSB in december 1941 de enige toegelaten partij en kreeg Mussert een jaar later de (ere)titel Leider van het Nederlandse volk, maar werkelijke macht bracht dit niet met zich mee. Na mei 1943 kreeg de SS-richting onder de bezetters geheel de overhand en was de kans op een gematigder NSB-regering verkeken.
De Weerbaarheidsafdeling (WA) was een afdeling van de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB).De WA werd eind 1932 opgericht met als taak de beweging, haar leden en ir. A.A. Mussert, haar leider, tegen aanvallen van politieke tegenstanders te beschermen. Ook als colportagebeschermers en zaalwacht bij vergaderingen vonden de WA'ers een taak. Daarnaast werd veel verwacht van de propagandistische waarde van deze - aanvankelijk geüniformeerde - formaties.
In theorie waren deze weerafdelingen streng gedisciplineerd en slechts verdedigend, in de praktijk bleken ze een vergaarbak voor uniformliefhebbers met een lage geweldsdrempel. Hun optreden veroorzaakte op talloze plaatsen gevechten met tegenstanders. Vele gewonden, aan beide kanten en meer dan eens ernstig, waren het gevolg.
In theorie waren deze weerafdelingen streng gedisciplineerd en slechts verdedigend, in de praktijk bleken ze een vergaarbak voor uniformliefhebbers met een lage geweldsdrempel. Hun optreden veroorzaakte op talloze plaatsen gevechten met tegenstanders. Vele gewonden, aan beide kanten en meer dan eens ernstig, waren het gevolg.
Na de Duitse inval in mei 1940 kreeg de NSB de kans haar WA te reactiveren. Deze kon zich nu ongehinderd in het zo geliefde zwarte uniform hullen. Al snel ontstonden in tal van plaatsen gevechten met tegenstanders. Aanvankelijk waren vooral de activisten van de Nederlandsche Unie doelwit van de WA. Spoedig richtte de agressie zich echter ook tegen 'de joden'. Talloze 'anti's' liepen harde klappen op. Aan NSB-zijde vielen eveneens gewonden, en zelfs doden. In Den Haag stierf Peter Ton door een politiekogel en in Amsterdam raakte Hendrik Koot in februari 1941 bij een massale vechtpartij op het Waterlooplein dodelijk gewond. Ook in Limburg en Utrecht vonden WA'ers de dood. Ondanks dekking door de bezettende macht slaagde de WA er wederom niet in de straat te veroveren.
In de latere jaren van de bezetting traden veel oude en nieuwe WA’ers toe tot Nederlandsche SS en NSKK.
In de latere jaren van de bezetting traden veel oude en nieuwe WA’ers toe tot Nederlandsche SS en NSKK.
peter ton
hendrik koot
henk feldmeijer
De feitelijke rol van de NSB tijdens de bezetting was slechts die van hulptroep van de Duitsers. Vele NSB'ers aanvaardden gretig lagere en middelhoge bestuursfuncties (burgemeester, commissaris, secretaris-generaal, enz.). Duizenden van hen namen dienst bij de Waffen-SS, vooral aan het oostfront. Vanaf de zomer van 1943 waren veel mannelijke leden georganiseerd in de Landwacht, een paramilitaire zelfverdedigingsorganisatie, die de bezetters hielp de bevolking te 'beheersen', wat zich uitte in terreuracties tegen burgers.
Na Dolle Dinsdag pakten veel (kader)leden van de NSB hun biezen en vluchtten naar Duitsland, met name niet-gewapende mannen, vrouwen en kinderen, hoewel Mussert het deze mannen verboden had. Deze overhaaste vlucht bezorgde de NSB veel negatieve publiciteit en bracht haar geloofwaardigheid de genadeklap toe. Mussert installeerde daarom op 2 oktober 1944 een 'tijdelijke bijzondere rechtbank'. De drie rechters kregen de opdracht:
te onderzoeken en te beoordelen, welke leden der Beweging, die op 1 September jl. belangrijke vertrouwensposten innamen, zich in de maand September in positieve of negatieve zin hebben onderscheiden.De Districtcommandeur van de Landwacht voor Overijssel, F.L. Rambonnet, werd benoemd tot leider van opsporing en vooronderzoek. Veel landelijke dagbladen namen het bericht uit Volk en Vaderland over, dat Mussert tien vooraanstaande NSB'ers, in afwachting van de beoordeeling van hun gedragingen in September jl., had geschorst. De lijst bevatte allemaal bekende namen als de graaf de Marchant et d'Ansembourg (gemachtigde voor Limburg), Ernst Voorhoeve (oud-propagandaleider), F.W. van Vloten (leider Nederlandsche Volksdienst) en L. ten Cate (hoofd van het afstammingsonderzoek en sibbekunde). Hen was het verboden het NSB-uniform met uitmonsteringsstukken te dragen en namens de NSB op te treden. Later zouden nog twaalf leden geschorst en vervolgd worden. Deze 22 waren echter slechts het topje van de ijsberg. Van de eerste tien werden overigens maar twee zaken afgerond. In vier gevallen waren de verdachten tevergeefs opgeroepen. Daarnaast werd één beklaagde, NSB-penningmeester F.W. van Bilderbeek, als gevolg van de tirade van Rambonnet tijdens de zitting, door een lid van Musserts lijfwacht, die kort daarvoor als getuige tijdens de zitting gehoord was, neergeschoten.
te onderzoeken en te beoordelen, welke leden der Beweging, die op 1 September jl. belangrijke vertrouwensposten innamen, zich in de maand September in positieve of negatieve zin hebben onderscheiden.De Districtcommandeur van de Landwacht voor Overijssel, F.L. Rambonnet, werd benoemd tot leider van opsporing en vooronderzoek. Veel landelijke dagbladen namen het bericht uit Volk en Vaderland over, dat Mussert tien vooraanstaande NSB'ers, in afwachting van de beoordeeling van hun gedragingen in September jl., had geschorst. De lijst bevatte allemaal bekende namen als de graaf de Marchant et d'Ansembourg (gemachtigde voor Limburg), Ernst Voorhoeve (oud-propagandaleider), F.W. van Vloten (leider Nederlandsche Volksdienst) en L. ten Cate (hoofd van het afstammingsonderzoek en sibbekunde). Hen was het verboden het NSB-uniform met uitmonsteringsstukken te dragen en namens de NSB op te treden. Later zouden nog twaalf leden geschorst en vervolgd worden. Deze 22 waren echter slechts het topje van de ijsberg. Van de eerste tien werden overigens maar twee zaken afgerond. In vier gevallen waren de verdachten tevergeefs opgeroepen. Daarnaast werd één beklaagde, NSB-penningmeester F.W. van Bilderbeek, als gevolg van de tirade van Rambonnet tijdens de zitting, door een lid van Musserts lijfwacht, die kort daarvoor als getuige tijdens de zitting gehoord was, neergeschoten.
ernst voorhoeve
In de chaos traden overigens nog steeds enkele nieuwe leden toe, die onder meer lege plaatsen bij politie en gemeenten wensten te bezetten en geloofden in een uiteindelijk keren van de krijgskansen door een compromisvrede met Engeland en de Verenigde Staten, om daarna gezamenlijk tegen de Sovjet-Unie te vechten. Het in Nederland achtergebleven deel van de NSB viel echter verder uiteen door onderlinge onenigheid (begin 1945 werden Rost van Tonningen en Van Geelkerken nog door Mussert geroyeerd). De rol van de NSB was totaal uitgespeeld en Mussert bracht de laatste weken van de oorlog zonder directe bestuurstaken door in Den Haag
Na de Bevrijding van de Duitse bezetting in Nederland werd de NSB verboden en werden veel van haar leden wegens hulpverlening aan de vijand berecht. Mussert zelf werd ter dood veroordeeld en gefusilleerd, Van Geelkerken kreeg een levenslange gevangenisstraf opgelegd. Meinoud Rost van Tonningen kwam op 6 juni 1945 in de gevangenis van Scheveningen onder verdachte omstandigheden om het leven
Cornelis van Geelkerken
Zodra een deel van Nederland bevrijd was, werden NSB'ers en anderen, verdacht van 'hulpverlening aan de vijand', gearresteerd door het Militair Gezag, de Binnenlandse Strijdkrachten (BS) en door onofficieel opererende groepjes burgers. Daarbij waren plundering van woonhuizen en diefstal van persoonlijke bezittingen van NSB'ers en met hen gelieerde burgers geen zeldzaamheid. De gearresteerden werden soms op straat geestelijk en lichamelijk mishandeld. Op grote schaal werden jonge en zelfs oudere vrouwen kaalgeschoren
Aangekomen in de vaak geïmproviseerde internerings- en bewakingskampen (scholen, fabrieken, loodsen, forten en kazernes) of in voormalige Duitse concentratiekampen (Vught, Amersfoort en Westerbork) verdwenen dikwijls fouilleringsgoederen (horloges, trouwringen, vulpennen, sieraden). Er konden in de eerste maanden van internering onder meer lichte tot zeer zware mishandeling, moord, doodslag, onthouding van medische zorg en voedsel en zelfs verkrachting op ruime schaal plaatsvinden.
Door dwangarbeid in onder andere kamp Hooghalen raakten vele gevangenen uitgeput en stierven de hongerdood. De prominente NSB-politicus en jurist mr. dr. Wilhelmus de Rijke werd in een strafkamp in de Noordoostpolder in de zomer van 1945 dusdanig mishandeld door een bewaker, dat zijn been geamputeerd moest worden. In het politieke gevangenenkamp Westerbork nabij Hooghalen stierven voornamelijk in de herfst van 1945 talloze geïnterneerde zieken, kinderen en bejaarden door systematische ondervoeding en de onhygiënische omstandigheden. In het bewaringskamp Harskamp werden in de laatste maanden van 1945 en in begin 1946 door de bewakers - willekeurig - talloze militaire collaborateurs, Duitse Wehrmachtssoldaten, Nederlandse krijgsgevangengemaakte Waffen-SS'ers, Landwacht- en tevens NSB-gevangenen door nachtelijk geweervuur in hun slaap vermoord.
Tussen 24 april 1945 en 1 december 1948 bleef het voormalige doorgangskamp Westerbork als straf- en bewaringskamp voor NSB'ers, oud-Waffen-SS-vrijwilligers en andere politieke delinquenten in gebruik. Tot 1946 werden daarbij naast NBS-verzetslieden ook de in Westerbork tot de bevrijding achtergebleven joodse voormalige gevangenen ingezet. De latere PvdA-politicus en joodse oud-gevangene Ed van Thijn verklaarde over deze tijd dat hij als tienjarige bij bewaking van verhongerende politieke gevangenen meegeholpen had
Door dwangarbeid in onder andere kamp Hooghalen raakten vele gevangenen uitgeput en stierven de hongerdood. De prominente NSB-politicus en jurist mr. dr. Wilhelmus de Rijke werd in een strafkamp in de Noordoostpolder in de zomer van 1945 dusdanig mishandeld door een bewaker, dat zijn been geamputeerd moest worden. In het politieke gevangenenkamp Westerbork nabij Hooghalen stierven voornamelijk in de herfst van 1945 talloze geïnterneerde zieken, kinderen en bejaarden door systematische ondervoeding en de onhygiënische omstandigheden. In het bewaringskamp Harskamp werden in de laatste maanden van 1945 en in begin 1946 door de bewakers - willekeurig - talloze militaire collaborateurs, Duitse Wehrmachtssoldaten, Nederlandse krijgsgevangengemaakte Waffen-SS'ers, Landwacht- en tevens NSB-gevangenen door nachtelijk geweervuur in hun slaap vermoord.
Tussen 24 april 1945 en 1 december 1948 bleef het voormalige doorgangskamp Westerbork als straf- en bewaringskamp voor NSB'ers, oud-Waffen-SS-vrijwilligers en andere politieke delinquenten in gebruik. Tot 1946 werden daarbij naast NBS-verzetslieden ook de in Westerbork tot de bevrijding achtergebleven joodse voormalige gevangenen ingezet. De latere PvdA-politicus en joodse oud-gevangene Ed van Thijn verklaarde over deze tijd dat hij als tienjarige bij bewaking van verhongerende politieke gevangenen meegeholpen had
Wilhelmus de Rijke (Tokio, 10 november 1896 - Overveen, 16 september 1971) was een Nederlands nationaalsocialistisch politicus.
Nadat De Rijke, afkomstig uit een welgestelde Haarlemse familie, de hbs had doorlopen, deed hij in 1917 staatsexamen, waarna hij zijn opleiding vervolgde aan de juridische faculteit van de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam. Daar promoveerde hij in 1922 tot doctor in de rechtswetenschap. In 1924 vestigde hij zich als advocaat en procureur te Haarlem.
Van 1931 tot 1936 was hij kantonrechter-plaatsvervanger te Haarlem, een functie die hij moest neerleggen als gevolg van het verbod voor ambtenaren om lid te zijn van de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) van ir. A.A. Mussert. Tot 1933 was hij politiek actief in de Christelijk-Historische Unie (CHU), voor welke partij hij in de Haarlemse gemeenteraad zitting had. In 1933 sloot hij zich aan bij de NSB, waar hij stamboeknummer 4239 ontving. Hij betoonde zich vanaf het begin actief in de NSB; hij vervulde er de functies van groeps-, kring-, propaganda- en districtsleider. Van 1935 tot 1937 was hij namens de NSB lid van de Provinciale Staten van Noord-Holland. Vanaf eind 1937 was hij een van de vier NSB-leden van de fractie in de Eerste Kamer.
In augustus 1940 werd hij door dr. Arthur Seyss-Inquart benoemd tot procureur-generaal aan het Gerechtshof te Arnhem. Hij maakte er de bestrijding van het Nederlandse verzet tot een van de hoofdpunten van zijn beleid. Van augustus 1943 tot het eind van de Tweede Wereldoorlog bekleedde hij de functie van Commissaris van de Provincie (de nationaalsocialistische benaming voor Commissaris van de Koningin) in Overijssel
Nadat De Rijke, afkomstig uit een welgestelde Haarlemse familie, de hbs had doorlopen, deed hij in 1917 staatsexamen, waarna hij zijn opleiding vervolgde aan de juridische faculteit van de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam. Daar promoveerde hij in 1922 tot doctor in de rechtswetenschap. In 1924 vestigde hij zich als advocaat en procureur te Haarlem.
Van 1931 tot 1936 was hij kantonrechter-plaatsvervanger te Haarlem, een functie die hij moest neerleggen als gevolg van het verbod voor ambtenaren om lid te zijn van de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) van ir. A.A. Mussert. Tot 1933 was hij politiek actief in de Christelijk-Historische Unie (CHU), voor welke partij hij in de Haarlemse gemeenteraad zitting had. In 1933 sloot hij zich aan bij de NSB, waar hij stamboeknummer 4239 ontving. Hij betoonde zich vanaf het begin actief in de NSB; hij vervulde er de functies van groeps-, kring-, propaganda- en districtsleider. Van 1935 tot 1937 was hij namens de NSB lid van de Provinciale Staten van Noord-Holland. Vanaf eind 1937 was hij een van de vier NSB-leden van de fractie in de Eerste Kamer.
In augustus 1940 werd hij door dr. Arthur Seyss-Inquart benoemd tot procureur-generaal aan het Gerechtshof te Arnhem. Hij maakte er de bestrijding van het Nederlandse verzet tot een van de hoofdpunten van zijn beleid. Van augustus 1943 tot het eind van de Tweede Wereldoorlog bekleedde hij de functie van Commissaris van de Provincie (de nationaalsocialistische benaming voor Commissaris van de Koningin) in Overijssel
Eind september 2012 werden de overblijfselen van om het leven gekomen geïnterneerde NSB'ers en SS'ers gevonden in een 'vergeten' massagraf in een bos nabij het toenmalige politieke gevangenenkamp Westerbork.
De overheid maakte pas begin 1946 een einde aan de misstanden, maar er was toen al veel kwaad geschied dat haar door geestelijken en door enkele schaarse persberichten was gemeld. In Kamp Erica bij Ommen kwamen van 1945 tot de zomer van 1946 honderden politieke delinquenten, onder wie NSB-kinderen, om het leven door onbehandelde tyfus.
Slechts een zeer klein deel van de daders van misdrijven tegen NSB'ers werd gestraft. In totaal werden rond de 150.000 mensen geïnterneerd en werden ruim 450.000 collaboratiedossiers aangelegd tijdens deze bijzondere rechtspleging.
De overheid maakte pas begin 1946 een einde aan de misstanden, maar er was toen al veel kwaad geschied dat haar door geestelijken en door enkele schaarse persberichten was gemeld. In Kamp Erica bij Ommen kwamen van 1945 tot de zomer van 1946 honderden politieke delinquenten, onder wie NSB-kinderen, om het leven door onbehandelde tyfus.
Slechts een zeer klein deel van de daders van misdrijven tegen NSB'ers werd gestraft. In totaal werden rond de 150.000 mensen geïnterneerd en werden ruim 450.000 collaboratiedossiers aangelegd tijdens deze bijzondere rechtspleging.